LORREN DRAAIERS
39
Besluit
De Zeeuwen kenden een lange traditie in de risicovolle scheepvaart en het ont
duiken van het handelsmonopolie van de WIC was een van de facetten van deze
handelsvaart. Tussen de 320 en 350 smokkelschepen werden gedurende het laat
ste kwart van de zeventiende eeuw vanuit de Republiek maar West-Afrika uitge
reed en daarvan was ruim driekwart uit het Zeeuwse gewest afkomstig. Tot de
belanghebbenden bij deze smokkelhandel behoorden zowel kooplieden die tot de
maatschappelijke middenlaag gerekend konden worden, als regenten of leden van
vooraanstaande regentenfamilies. Het was een netwerk van Zeeuwse kooplieden
die hun belangen via de verschillende Zeeuwse stadsregeringen of gewestelijke
organen behartigden en die tot de sociaal-economische elite van Zeeland behoor
den. Tijdens het eerste octrooi van de Tweede West-Indische Compagnie waren
vele tientallen en mogelijk honderden Zeeuwen betrokken bij de illegale goederen
en slavenhandel op West-Afrika. De smokkelhandel op Afrika kon investeerders
grote winsten brengen, maar ook enorme verliezen opleveren. Een op de zes smok
kelschepen wist de reis niet tot een succesvol einde te brengen. Om deze risico's te
minimaliseren, bestonden er meerdere vormen van risicospreiding. De belangrijk
ste was risicodeling door partenrederij. In de zeventiende en achttiende eeuw was
dit een gangbare ondernemingsvorm, waarbij de financiering van uitrusting en
lading van smokkelschepen in handen lag van meerdere personen. Daarbij trad
één persoon als boekhouder op, die verantwoordelijk was voor de lopende zaken.
Een andere vorm van risicobeheersing waren gespreide investeringen. Daarbij par
ticipeerden kooplieden niet alleen in de smokkelhandel, maar waren ook betrok
ken bij de kaapvaart en de reguliere koophandel op bijvoorbeeld het Middel-
landse-Zeegebied, de Levant of West-Indië. Daarnaast had een aantal kooplieden
belangen in bepaalde takken van nijverheid, zoals de buskruitfabricage. Ook
beleggingen in de grote handelscompagnieën, zoals de WIC en VOC, behoorden
tot de mogelijkheden. Als hoofdparticipanten van de eerstgenoemde handelsorga
nisatie hadden zij bovendien toegang tot waardevolle informatie over de West-
Afrikaanse markten. Naast risicospreiding door middel van partenrederij en
gespreide investeringen trachtten reders van smokkelschepen zich bovendien tegen
verlies door schipbreuk of confiscatie zo goed mogelijk te verzekeren.
Omdat lorrendraaiers geen forten bezaten aan de West-Afrikaanse kust, waren zij
voor de ruilhandel aangewezen op de kusthandel, waarbij vele plaatsen werden
aangedaan. Het gemis van handelsforten drukte enerzijds de kosten, waardoor lor
rendraaiers hun goederen tegen lagere prijzen konden aanbieden, maar verlengde
anderzijds de tijd die nodig was om de Afrikaanse producten en slaven te verwer
ven. De wijze waarop lorrendraaiers aan de Afrikaanse westkust handeldreven, ver
schilde dus sterk met die van de Compagnie. De handelsvaart van de WIC was
meer gestructureerd, omdat de Afrikaanse producten en slaven in de forten van de
compagnie werden verzameld voordat zij met de schepen werden verzonden.
Compagnieschepen werden met een gericht doel, te weten retour- of driehoeks-
handel, naar West-Afrika gezonden. Bij de lorrendraaiers was deze grens minder
scherp te trekken. Wel werden lorrendraaiers voor een primair doel uitgereed.