LORRENDRAAIERS 41 Noten 1 De eerste melding van lorrendraaiers met betrekking tot de vaart op West-Afrika dateert uit 1624. C.Ch. Goslinga, The Dutch in the Caribbean and on the Wild Coast, 1580- 1680. Assen 1971339-360. 2 C. Cau (red.). Groot Placaatboek. s-Gravenhage 1658, deel I, 566-579. 3 Recognitie of lastgeld was een verplichte heffing die werd vastgesteld aan de hand van de vervoerde vracht. 4 P.M. Netscher, Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbicevan de vesti ging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd. s Gravenhage 1888, 63; A.J.M. Kunst, Recht, Commercie en kolonialisme in West-Indië. Vanaf de zestiende tot in de negentiende eeuw. Zutphen 1981, 86. 5 H. den Heijer, Goud, ivoor en slaven. Scheepvaart en handel van de Tweede Westindische Compagnie op Afi-ika, 1674-1740. Zutphen 1997, 263. 6 J.H. Kernkamp, De handel op den vijand 1572-1609deel I. Utrecht 1931, bijlage I. 7 J. Heinsius, Woordenboek der Nederlandsche taal. 's Gravenhage 1924, achtste deel, twee de stuk, 2939; G. Geerts en H. Heestermans, Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen 1984, 1607; Kunst, Recht, commercie en kolonia lismenoot 67. 8 De mark was niet alleen een gewichtseenheid voor goud, maar diende in West-Afrika tevens als financiële rekeneenheid. Eén mark bestond uit 8 ounce en 128 engels (acke- ys). De prijs van één mark goud bedroeg aan het begin van de zeventiende eeuw 290 gulden. Aan het einde van diezelfde eeuw was de prijs tot 340 gulden gestegen. Den Heijer Goud, ivoor en slavenbijlage 8. 9 E Binder, 'Die Goldeinfuhr von der Goldkiiste in die Vereinigten Provinzen 1654- 1575'. In: H. Kellenbenz (red.), Precious Metals in the Age of Expansion. Stuttgart 1981 142-143; Den Heijer, Goud, ivoor en slaven, 263. 10 NA, Archief van de Tweede (Nieuwe) West-Indische Compagnie (NWIC) 97, Processtukken van geconfisqueerde schepen, 576-577. De opgebrachte schepen waren de Fortuijn, PiëtaCourier van VenetienPergomMarchant delinghtBlakboijEthiopia en de Charles. 11 K. Ratelband, Nederlanders in West-Afrika 1600-1650. Angola, Kongo en Sao Tomé. Zutphen 2000, 246. 12 F. Binder en N. Schneeloch, 'Dirck Dircksz. Wilre en Willem Godschalk van Focquenbroch geschilderd door Pieter de Wit te Elmina in 1669', Bulletin van het Rijksmuseum (1979 nummer 1), 13-21. 13 W.G. van Focquenbroch, Alle de werken van W: van Focquenbroch. Amsterdam 1696, 323-326. 'Gedachten, gehouden in een kano op zee. Aan mijn vriend N.N.'. 14 Van Focquenbroch, Alle de werken, 428. 'Brief aan een vriend, 10 februari 1669'. 15 P. de la Rue, Staatkundig en heldhaftig Zeeland, verdeeld in tivee ajdeelingen, bevattende in zig de Vermaardste Mannen van Staat en Oorlog, die daar uit voortgesprooten zyn. Middelburg 1736, 72-75; Netscher, Geschiedenis van de koloniën, 56-63; G.J. van Grol, Degrondpolitiek in het West-Indische domein der Generaliteit. 's-Gravenhage 1934-1947, heruitgave Amsterdam 1980. I, 46 en 53, II 17, 24-27 en 98-103. I. van Loo, "Tot uyterste ruïne ende verderf van de Coninck van Hispanien". Een ambitieus aanvalsplan tot aantasting van de Spaanse hegemonie in West-Indië van Jan de Moor (circa 1577-1644), burgemeester van Vlissingen en bewindhebber van de West-Indische Compagnie (circa 1630)', Archief, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2004) 85. 16 J.H. Kluiver, De Souvereine en independente staat Zeeland. De politiek van de provincie

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 43