63
Inleiding
De Val van Antwerpen in 1585 en de daaropvolgende 'afsluiting van de Schelde
betekende voor de stad aan de stroom en de Zuid-Nederlandse economie in zijn
geheel een zware aderlating. Desondanks bleef Antwerpen tijdens de volgende
decennia een internationale handelsmetropool en op Europees niveau een voor
naam financieel centrum.' K. Degryse en J. Everaert analyseerden het economi
sche leven van de stad tijdens de zeventiende eeuw en stelden vast dat Antwerpen
evolueerde van een wereldmarkt naar een zakencentrum, dat de kern vormde voor
ruim de helft van alle internationale transacties binnen de Zuidelijke Neder
landen.' Ondanks een gevoelige demografische achteruitgang fungeerde de
Scheldestad nog steeds als een zeer aantrekkelijke consumptiemarkt.3
De Opstand veroorzaakte tevens een grote migratie van personen, kapitaal en ken
nis naar Holland en Zeeland. Vooral het internationale handelsnetwerk met ont
luikende vertakkingen in de door Spanje en Portugal gedomineerde buiten-
Europese handel nestelde zich in Amsterdam en Walcheren, om zo ongestoord
haar activiteiten verder te kunnen ontwikkelen.5 Recente studies hebben het debat
opnieuw heropend over het belang en de invloed van de Zuid-Nederlandse
migranten bij de ontstaansgeschiedenis en de groei van Hollands 'Gouden Eeuw'
op economisch gebied/' Echter wordt hierbij vaak over het hoofd gezien dat deze
nieuwe burgers van de Republiek ook als tussenpersonen dienden voor in het
Zuiden achtergebleven kooplieden en geldschieters. Deze stelling is niet gemakke
lijk te bewijzen, maar K. Degryse heeft wel indicaties gevonden dat deze methode
werd toegepast om de beginnende Noord-Nederlandse Oost-Indiëvaart te helpen
financieren.7 Het is dus duidelijk dat de politieke scheiding die de Opstand ver
oorzaakte economische samenwerking tussen het Noorden en het Zuiden niet in
de weg stond, en zeker in de Scheldemonding allesbehalve belemmerde. Deze
trend zette zich door in de loop van de zeventiende en vroege achttiende eeuw. Pas
na de Zevenjarige Oorlog (1756-1763), toen de mercantilistische politiek van de
Oostenrijkse overheid de maritieme handel van de Republiek sterk benadeelde,
verminderden de handelscontacten met de Republiek geleidelijk aan ten voordele
van Engeland.'5
In deze bijdrage gaan we opzoek naar sporen van Zuid-Nederlandse participatie
in de Guineavaart en West-Indiëhandel die vanuit Middelburg, Vlissingen en
Amsterdam werd georganiseerd tijdens de zeventiende eeuw. Hierbij fungeerden
ook de 'migranten' als onontbeerlijke schakels voor het welslagen van de onderne
mingen. Tijdens de late zeventiende en vroege achttiende eeuw wijzigde dit beeld
grondig, want nu organiseerden de Zuid-Nederlanders zelf enkele expedities naar
West-Afrika. We zullen nagaan in hoeverre de Zeeuwen aan deze uitredingen deel
namen. Kortom, het is een netwerkanalyse met als voornaamste vraag of er eco
nomische samenwerking bestond tussen het Noorden en het Zuiden in de slaven
handel en de Guineavaart tijdens de zeventiende en vroege achttiende eeuw.