ZEEUWSE SLAVEN- EN GUINEAHANDEL
69
Antwerpse Guineavaart onder Zeeuwse vlag
Twee jaar na de Vrede van Rijswijk (1697) waagden rwee Antwerpse handelaars,
Joannes (Baptiste) van Praet en Balthasar Bosschaert, het om een schip uit te
rusten in Vlissingen naar West-Afrika."" Deze onderneming was ingegeven door de
reeks succesvolle expedities van Zeeuwse 'lorredraayers' of smokkelschepen, die het
monopolie van de WIC poogden te omzeilen. Bovendien vormde dit een uitste
kend alternatief voor de Zeeuwen omdat de lucratieve kaapvaart noodgedwongen
was stilgevallen.42
Beide initiatiefnemers ontwikkelden tijdens de late zeventiende eeuw een winstge
vend handelsnetwerk met Zuid-Spanje, de Canarische Eilanden en Portugal.
Tevens waren ze actief op de verzekeringsmarkt. Volgens K. Degryse maakten zij
deel uit van de gefortuneerde handelsstand in de Scheldestad.'13
Van Praet engageerde in het voorjaar van 1699 de Vlissingse koopman Christiaen
Royaert om zijn schip, de Sint Jan Baptisteuit te rusten naar de monding van de
Gambia. Zoals gebruikelijk werden schip en lading verzekerd, maar met de opval
lende clausule dat de verzekering niet zou worden uitbetaald indien het schip zou
worden opgebracht en geconfisceerd door de WIC.44 De Sint Jan Baptiste zette op
6 april 1699 koers vanuit de Schel demonding naar Senegambia en ankerde na een
voorspoedige reis nabij een fortfactorij, die recent door de Engelsen was overge
nomen van de Fransen. Schipper Adriaen Adriaensz. kreeg toestemming van de
Engelse commandant Thomas Kokx om daar water en brandhout in te slaan.
Echter toen de Zeeuwse schipper de Gambiarivier wou opzeilen ontstonden er
ernstige problemen. Onder dreiging van het geschut in het fort eiste Kokx een tol
volgens 'de costuyme vande koninck vande negers'. Adriaensz. werd zo gedwon
gen een deel van zijn heenlading (zeventig staven ijzer) af te staan. Ogenschijnlijk
lieten de Engelsen nu het smokkelschip ongemoeid en kon de schipper 300 pond
olifantstanden aanschaffen. Maar enige dagen later werd hij onder een vals voor
wendsel door de Engelsen aan wal gelokt en gearresteerd. De schipper verhaalde
dat de Engelsen hem zonder proces of verhoor meer dan een maand '...in arrest
hebbe laete sitten onder de blauwe hemel nagt en dagh, in regen en wint...'.
Uiteindelijk werd hij op vrije voeten gesteld, doch de Sint Jan Baptiste en haar
lading bleven in Engelse handen achter. Schipper Adriaensz. slaagde erin om in
juli 1699 terug te keren naar Vlissingen aan boord van een Guineavaarder uit
Zierikzee.43 Ruim vijftien jaar na dit incident bleek deze zaak nog niet opgelost en
wachtten de Antwerpse reders nog steeds op de uitbetaling van de verzekering."5
Vermoedelijk is deze expeditie, waarbij Zuid-Nederlandse geldschieters investeer
den in Zeeuwse smokkelvaart naar Guinea tijdens de late zeventiende eeuw, niet
uitzonderlijk. Immers de mogelijkheden lagen voor het grijpen dankzij de uitge
breide handelscontacten met Zeeland en de Zeeuwse vraag naar kapitaal om deze
illegale handel te financieren.
De Oostendse connectie47
Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), waarin zowel de Zeeuwse als de
Oostendse handelskringen vooral investeerden in de kaapvaart, werden de