ZEEUWSE PREDIKANTEN SI Wereldbeeld In tweeërlei zin moeten we een poging ondernemen om de afstand tussen onze tijd en die van zeventiende-eeuwers enigszins te overbruggen, namelijk in sociaal-juri disch en in religieus opzicht. Gedurende de middeleeuwen werden de mensen nog geïmponeerd door de handelsnetwerken die zich van Domburg tot Dorestad uit strekten. Beneden die grens bloeiden allerlei handelssamenlevingen. Toen werd daar een overgang gemaakt van een persoonsgebonden eigendomsbegrip naar een aan grondbezit gerelateerde eigendomstitel met betrekking tot het personeel.14 De bekende evangelist Willibrord verkreeg onder andere boeren en burgers in eigen dom bij zijn aankoop van Luxemburgse kerken en kloosters." Deze horigheid of lijfeigenschap volgde echter steeds minder de persoon van de desbetreffende seig neur, graaf of vorst. Ongetwijfeld zagen Willibrords boeren en burgers zich bij deze koop en verkoop van grondbezit bovenal overgeleverd in de handen van de God van Willibrord, waardoor zij mogelijk te meer genegen waren zich aan de nieuwe eigenaar te onderwerpen. In de zeventiende eeuw speelden dergelijke onderhorige relaties ook nog in de Republiek. Het zou overigens misschien verdienstelijk zijn mogelijke overeen komsten dan wel verschillen in de acceptatie van Drentse plaggenhutten en Caraïbische negerhutten en hun bewoners te bestuderen op basis van vergelijking van de sociale verhoudingen in Europese veenkoloniën met die van koloniale samenlevingen.16 Sociale verschillen werden in ieder geval nog religieus geduid en sociale toestanden en arbeidsethos golden voor ieder als religieus gekleurd; vrijheid en dwang waren als maatschappelijke verschijnselen niet los verkrijgbaar. Zeeuwse predikanten hebben in ieder geval van slavernij en slavenhandel geweten. De Vlissingse predikant en schoolrector Matheus Gargon dacht in zijn Arcadia over Walcheren in 1715 de Nederlandse praktijk van slavenhandel te kunnen ontken nen. Voor hem was dat iets van ver weg, namelijk iets in Angola en voor Spanjaarden. Maar hij wierp tegelijkertijd de vraag op of zielverkopers of scheeps- ronselaars in de Republiek geen mensenverkopers waren. Bovendien blijkt al in zijn verklaring van de Catechismus in 1713 dat hij, en dat met slechts één pen nenstreek, Africano's of 'Mooren' wereldbreed op hun volgens hem verdiende lage sociale plaats neerzette.'7 Dan zijn we ongeveer honderd jaar verwijderd van de klassiek gereformeerde Middelburgse koopman Dierick Ruiters die zich in zijn Toortse der Zeevaert uit 1623 opwond over de slavenhandel in West-Afrika, waar naar zijn zeggen 'het grousaemste ghelt' met mensenhandel werd gewonnen.18 Vooral predikanten verdienen hier, zoals gezegd, onze aandacht.19 We staan stil bij eerdergenoemde piëtistische dominee Udemans en oudleerlingen van de Utrechtse hoogleraar Gijsbert Voetius, zoals de Vlissingse predikant Georgius de Raad, Johannes Basselier, die naar Suriname werd uitgezonden, en Bernardus Smyregelt, in 1694 opvolger van Johannes Thilenus, die toen leider was van de Voetiaanse partij in Middelburg.20 Zeker ook Thilenus' collega, de niet-Voetiaanse predikant in Middelburg Johannes de Mey, komt in beeld en de eerdergenoemde, enigszins Coccejaans gekleurde, Vlissingse dominee Mattheus Gargon. Zij oriënteerden zich veelszins op de West-Indische toestanden en gebeurtenissen die religieus relevant werden verklaard. Sterker nog, theologen meenden God in zijn almacht en wijs heid te kennen uit zijn historische werken.21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 83