ZEEUWSE PREDIKANTEN 85 tafel gelegd door zijn brief aan de Zierikzeese classis. Inhoudelijk komt Udemans, volgens Schutte, in zijn Geestelyck Roer echter niet verder dan een veroordeling van mishandelingen. Slavernij accepterend in de door De Groot aangegeven en dus beperkte situaties, namelijk waar de keus gold mensen te doden of te laten leven, mocht een christen mensen (vrij-)kopen. De nadruk zou in Udemans behandeling dan ook liggen op de taak van de christen eigenaar tegenover zijn slaaf. Christenen moesten vrij komen uit slavernij en hei denen moesten in de gereformeerde leer worden onderwezen om in het geestelij- ke regnum Christi, dus in geestelijke of gewetensvrijheid te delen. Bestaande soci ale instellingen moesten worden gereguleerd teneinde een compromis tussen geld en geweten te vinden op basis van verheffing tot geestelijke vrijheid. Zo zag Schutte met de Rotterdamse cultuurhistoricus Frijhoff in de westerse wereld van die tijd een worsteling met de vrijwel algemeen aanvaarde slavernij. Wel verzet Schutte zich tegen de typering van Finkelflögel als zou Udemans de slavenvaart op Amerika vanuit zijn christelijke optiek hebben gezien als een levensreddende weldaad, en wel omdat hij niet alleen pleitte voor een christelijke behandeling maar ook voor bevordering van het christelijke, gereformeerde geloof onder Africano's.31 Maar Udemans bepleitte, zo hebben we daar minstens aan toe te voe gen, spoedige vrijlating en het recht van slaven om te vluchten, weg te lopen. Alleen al daarom kan Udemans' bijdrage niet bepaald flets worden genoemd, zoals Emmer deze karakteriseert.32 Daarom dienen we nu dieper op Udemans eigen ver haal in te gaan. Udemans aan het woord Wanneer Udemans zich in 1637 in zijn riante huis aan de Meelstraat te Zierikzee tot schrijven zet, heeft hij de wereldkaarten voor zich en zijn Bijbel in de hand." Vanuit zijn Bijbelse tweedeling inzake het regnum Christi en het rijk van de anti christ, was zijn uitgangspunt gegeven met de termen liefde en gerechtigheid. Voorts spreekt hij in termen van leven en dood, rijk en arm. Groenhuis heeft op Udemans' woordgebruik weinig gelet. Iedereen is volgens Udemans schepsel Gods en vrij geboren. Daarom heeft iedereen recht op bescherming van vrijgeboren leven. Slavernij is beter dan de dood, maar bij mishandeling mag men weglopen uit slavernij. En bij weglopen of vluchten geldt ook het recht op levensbescher ming: Udemans wil in zo'n vluchtsituatie niet weten van een plicht tot terugkeer, ontkent ook de plicht van derden tot uitlevering van weggelopen Africano's.'"1 Dit vormt een heldere tegenstelling tot wat in eerdere eeuwen aanvaardbaar was. Slaven hoorden toen bij het grondbezit. Voorts verklaart hij het verschil tussen volken." Er zijn rijke en arme volken. Ook deze termen rijk en arm wisselen vloeiend van geestelijke naar wereldse inhoud en omgekeerd. Heidenen zijn arm in godsdienst. Udemans bedoelt: in ware Godskennis. Maar tegelijk stelt hij: christenen zijn arm in wereldse goederen. Ook al zijn heidenen arm, dat is: dom, onverstandig of onkundig in goddelijke zaken, omgekeerd geldt: in wereldse zaken zijn heidenen superieur, net zoals Judas in de kring van Jezus' apostelen de boekhouder was en zich met geld en goed kon ver rijken. Rijke christenen moeten zich spiegelen aan rijke heidenen die allen onder

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 87