ZEEUWSE PREDIKANTEN 89 zijn dan het leven. Het maakte ontvankelijk voor realiteitscompromissen. Daarom is de positie van Johannes Basseliers opmerkelijk. Hij verantwoordde zich niet in zijn bewaardgebleven correspondentie voor het feit dat hij - na zijn predikantschap - als plantagehouder relatief veel slaven in zijn huishouding had, al is van hem, anders dan van de oud-Meppeler predikant Johannes Theodorus Polhemius op Long Island, wel de vraag bewaard gebleven om een onderwijzer te sturen voor het onderwijs aan zijn slaven die hij had opgenomen in zijn huishouding.43 Zijn accep tatie valt dus uit een paternalistische leefwijze te verklaren. Behalve geestelijke vrij heid, christelijk onderwijs als argument voor vrijlating, stoelde het zeventiende- eeuwse debat op een nog belangrijker component. Dat werd kernpunt in de rede nering van voorstanders, te weten de Cham-ideologie. Cham-argumentatie Goldenberg (2003) onderzocht de veranderingen in de Chamvloek-interpretatie zoals deze zich voltrokken vanaf de eerste eeuwen.'1 Naar zijn inzicht werd de bete kenisverschuiving beïnvloed door sociale en politieke gebeurtenissen. Massale aan voer van zwarte Africano's in de Griekse, Romeinse en Arabische samenlevingen, en vooral de politieke islamdominantie leidde onder andere in Syrische en islam- teksten tot een duale vloektoepassing en overgang in het gebruik van de naam Canaan naar Cham in Gen. 9: 25. De vloek van Noach sloeg voortaan op Cham en vervolgens zowel op de huidskleur als ook op de sociale status van Africano's. Door de islamveroveringen en politieke dominantie en door de massale groei van het aantal Afrikaanse slaven in Rome, Griekenland en Arabië, verschoof het diepe respect dat men eerder had gehad voor Africano's. Deze waren voorheen op grond van Bijbelse gegevens aangeduid als Kuschieten. Doordat de naam Cham in beeld kwam ontstond er een connotatie van dienstbaarheid. Door de massale aanwezig heid van Africano's functioneerde hun naamgeving als aanduiding van een omvangrijke, vooral aparte, groep in de samenleving. Sinds de zestiende eeuw werd de fysieke onderscheiding van volken ook gebruikt in Engeland, en wel om 'de vreemde ander' te markeren en zichzelf te ontdekken als bekende blanke veroveringsnatie. Beperken we ons tot de Republiek dan treffen we in het midden van de zeven tiende eeuw een andere verschuiving aan ten aanzien van de Gen. 9: 25-exegese. Behalve een Bijbels-geestelijke interpretatie van het Cham-verhaal werd er nu ook een fysiek-etnische uitleg opgeschreven en gebruikt. Juist dit laatste bleek in 1677."' Toen verzetten aandeelhouders zich op een WIC-vergadering in Middelburg tegen bewindhebbers als de Vlissingse Van Pere. De WIC-participan- ten hadden namelijk anders dan de bewindhebbers 'cleene Inclinatie tot den sla- efsen handel'. Het Voetiaanse partijhoofd Thilenus liep met anderen te hoop tegen de WIC, onder andere tegen de heren Coymans uit Amsterdam en Van Pere die met de Portugees Antonio de Garcia hun asiento of slavencontract veilig wilden stellen. De bewindhebbers beriepen zich toen op Chams vervloeking om hun voorgenomen slavenhandel afdoende te kunnen rechtvaardigen. Deze Cham-argumentatie kwam niet alleen tevoorschijn in deftige raadszalen, maar ook aan de kade en op straat. In gesprekken tussen de Middelburgse regent

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 91