ONOMISCH DEBAT
99
opzichte van de provincie Holland. Het was dit laatste dat de Zeeuwen maar moei
lijk konden verwerken. Zo schreefVan de Spiegel in 1772 al hoe het toch kon dat
'de Provintie van Zeeland, wel eer en uitstekende in magt, aanzien en welvaart, en
en der sterkste Steunpilaren van het Bondgenootschap der Vereenigde
Nederlanden, thans tot dat verval geraakt is'.7"' In de ogen van de Zeeuwen vorm
den Zeeland en Holland vanaf het begin van de Opstand de ruggengraat van de
Republiek. Een van de oorzaken van het Zeeuwse verval ten opzichte van Holland
as volgens Van de Spiegel de wisselkoers tussen deze twee gewesten. De handels
balans was hierdoor helemaal naar de kant van Holland doorgeslagen. Het is dan
ook niet verwonderlijk dat in 1776 en 1783 door het Zeeuwsch Genootschap der
etenschappen twee prijsvragen werden uitgeschreven over deze 'nadeelige
VisselcoursV'
Ook na de invoering van een eenheidsstaat in 1795 bleef de achterstand van
Zeeland ten opzichte van Holland een heikel punt. Pieter Pous probeerde de eer
ie- twee decennia van de negentiende eeuw de gedecentraliseerde structuur van de
VOC en de WIC te behouden, opdat de koloniale handel zich niet zou concen
treren in Amsterdam. Wanneer deze handel namelijk uit Zeeland zou verdwijnen,
zou dit de genadeklap betekenen voor het toch al vervallen Middelburg. Dit ver
dedigen van de Zeeuwse belangen ten opzichte van Holland zien we ook bij het
opheffen van de koffieveilingen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij te
Middelburg in 18570' De koffieveilingen van deze Maatschappij werden vanaf dat
jaar alleen nog maar gehouden in Amsterdam en Rotterdam. De Middelburgers
voorspelden dat hun stad nu 'ook de laatste schaduw van haren eigen zelfstandi
gen handel' zou verliezen, om vervolgens 'als aanhangsel van Rotterdam, een kwij
nend bestaan voort te slepen'.77 Het was de Zeeuwen een doorn in het oog dat
Holland het centrum van het land was geworden.
Het lijkt erop dat de Zeeuwen het beeld van verval ook gebruikten om bepaalde
maatregelen af te dwingen. Van de Spiegel benadrukte de economische malaise
van Zeeland om de financiële bijdrage aan de Staten-Generaal te verminderen. In
de tweede helft van de achttiende eeuw was deze bijdrage een continue strijd tus-
en Zeeland en met name Holland.8 Door te wijzen op de economische neergang
kon Van de Spiegel zijn argument kracht bij zetten dat Zeeland zijn bijdrage niet
meer kon voldoen. Pous gebruikte het vervaldiscours om de VOC en de WIC te
behouden voor Middelburg. Dronkers zette de Zeeuwse achteruitgang extra dik
aan om de noodzaak van zijn plannen te benadrukken. Zijn plannen waren nog
het enige middel dat Zeeland van het verval kon redden.
De Zeeuwen hadden dus geen neutrale kijk op de economische ontwikkeling. De
economische visie van een persoon was afhankelijk van zijn plaats binnen de
Zeeuwse samenleving. Vandaar dat ook binnen het Zeeuwse debat verschillende
visies op het verval bestonden en verschillende herstelmiddelen werden aangedra
gen. Jacobus Ermerins zag bijvoorbeeld de visserij als basis van het Zeeuwse her
stel. Zijn positie als secretaris van het van de visvangst afhankelijke Veere lijkt zijn
pleidooi te hebben beïnvloed. De Middelburgse regenten bleven lang vasthouden
aan het behoud van de VOC en de WIC, eenvoudigweg omdat zij hun fortuin
met de zeehandel verdienden en belangrijke bestuursfuncties vervulden in deze
handelscompagnieën. Het aristocratische, conservatieve milieu in Middelburg
heeft lang verhinderd dat de nijverheidssector een volwaardige plaats kreeg in het