/.IT VAN HEERLIJKHEDEN 127 n de Staten van Zeeland bleef of toeviel. Zodra een heerlijkheid vererfde of door inkoop op een nieuwe 'leenman overging, moest deze net als alle andere lenen rheven worden. Dat betekende dat aan de grafelijkheid leenrecht werd betaald, v leenverheffing (het Verlei'), waarmee de nieuwe leenman tegelijkertijd zijn nroerigheid erkende, moest plaatsvinden binnen een jaar en een dag na de ver ing oi aankoop. Wie verzuimde de leenrechten te betalen, was zijn leen kwijt, t verviel dan aan de grafelijkheid.5 persoon die was beleend met een heerlijkheid, wordt ambachtsheer genoemd. >k vrouwen bezaten heerlijkheden/' Indien een ambachtsvrouw trouwde of op t moment dat zij een heerlijkheid erfde al getrouwd was, nam haar echtgenoot c beheer van de heerlijkheid over of nam hij het toezicht op zich. Ongehuwde ouwen en weduwen konden zelf heerlijkheden aankopen, omdat zij juridisch ndelingsbekwaam waren. Sommige vrouwen kochten een heerlijkheid om hun in der jarige zoon in het zadel te helpen. Catharina Cornelia Steengracht bijvoor- eld kocht in december 1757 van de familie Lampsins de heerlijkheden ieuwerve en Welzinge ten behoeve van haar zoon Johan Adriaen van de Perre, die in dezelfde maand negentien jaar werd. Ook kocht zij voor hem in deze omge- nig grond aan, een deel daarvan als leengoed.7 aders dan bij de overgrote meerderheid van de Hollandse lenen, waren die in celand splitsbaar in ambachtsporties. Dat wil zeggen dat meerdere personen eige- iar konden zijn van een ambachtsheerlijkheid. Vooral op Zuid-Beveland kwa- nen veel heerlijkheden voor die in kleine porties waren verdeeld.8 Voor het stuur van de gesplitste heerlijkheden werd een college van ambachtsheren vormd. Iedere ambachtsgerechtigde deelde naar rato van de grootte van zijn por tui tgedrukt in gemeten) in de opbrengsten en lasten van de heerlijkheid. Veelal g een rentmeester toe op het beheer van de verschillende porties. Het college van mbachtsheren kwam minimaal eenmaal per jaar bij elkaar. Op deze vergaderin gen werden beslissingen genomen over de gezamenlijke belangen en de bestuur lijke zaken binnen de heerlijkheid. Een van de belangrijkste onderwerpen op deze vergaderingen betrof het afhoren van de rekening.9 Beslissingen werden in het uiterste geval door stemming genomen. Ambachtsgerechtigden die minder dan "0 gemeten bezaten, waren uitgesloten van stemrecht.10 Iemand die de meerder- i<i van de ambachtspartijen bezat, mocht zich heer of vrouw van de heerlijkheid noemen, anderen waren heer of vrouw in de heerlijkheid. 1 'e ambachtsheer oefende als belangrijkste heerlijke recht het overheidsgezag politie en justitie) uit. Een bevoegdheid die daaruit voortvloeide, was het recht in de schout, schepenen en andere functionarissen in de heerlijkheid aan te stel len. Daarnaast bezat de ambachtsheer een aantal andere heerlijke rechten. Deze ■verden verleend op grond van bepalingen die in de verleibrieven werden genoemd, of op grond van het gewoonterecht dat deze rechten erkende als uit vloeisel van de heerlijkheid. Zulke zogenaamde ambachtsgevolgen of profitabele rechten waren het recht van jacht, visserij en vogelarij, herendiensten, dwang- maalderij," gors- en dijkettingen,1- het veerrecht, het recht van tol op wegen en rivieren, het recht van zeevonden en het recht van aanwas. Uit de verpachting van een groot deel van deze rechten trokken de ambachtsheren inkomsten. Het recht van aanwas was buitengewoon lucratief. De bezitters ervan waren krachtens dit echt bevoegd om - na daartoe van de Staten octrooi te hebben ontvangen - land

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 129