BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN 131 minele rechtspraak uitgezonderd die in de hoge heerlijkheden - bij een klein aantal Zeeuwse steden: Middelburg (Zuid-Beveland en een deel van Walcheren), Zierikzee (Schouwen), Vlissingen en Veere (elk een deel van Walcheren). De wetgevende macht in de heerlijkheden lag in de bevoegdheid keuren, ordon nanties en waarschouwingen' uit te vaardigen. Dat gebeurde door de ambachts heer alleen of door de ambachtsheer, schout en schepenen gezamenlijk. Keuren mochten niet strijdig zijn met de wetgeving van de Staten en mochten evenmin treden in de rechten van particulieren en publiekrechtelijke instellingen.-0 Evenals de rechtsmacht strekte de wetgevende macht zich veelal uit tot civiele zaken, die met name de 'huishouding' van het ambacht regelden, zoals het onderhoud van dijken, kaden, wegen en straten, de zorg voor wezen en kerkelijke goederen en de regeling van jaarmarkten en kermissen. Ook moraliteit en geloofsbeleving konden onderwerp van een waarschuwing zijn, mogelijk op instigatie van de predikant of kerkenraad. Jacob van Citters, ambachtsheer van Sint Laurens zag de uitbraak van een veeziekte (vermoedelijk runderpest), waaraan vele runderen reeds waren dood gegaan, als een straf van God en liet mede namens schout en schepenen een waar schuwing uitgaan om in zijn heerlijkheid 'tot voorkominge van verdere onheylen' het vloeken, zweren, de ontheiliging van de zondag en 'het misbruyken van Gods Groten en Heyligen Naam' te verbiedend' De bestuurlijke macht trad vooral bij de belastingheffing op de voorgrond. De belangrijkste belastingen werden in de vorm van omslagen geheven, deels hoofde lijk, maar vooral over erven en hofsteden. Daarnaast werden in de heerlijkheden afgeleide belastingen geheven (accijnzen op wijn, brandewijn en gedistilleerd, maar ook op gemaal, geslacht, vis, turf en andere zaken) en moesten retributies worden betaald (waag- en marktgelden bijvoorbeeld). Uit de opbrengsten van de belastingen, waarvan de omslagen het leeuwendeel uitmaakten, werden de uitga ven van de heerlijkheid gedekt.32 De ambachtsheer bezat nog andere heerlijke rechten waarmee hij grote invloed uitoefende op het sociaal en economisch leven in de dorpen. De ambachtsheer had veelal twee stemmen in het collegium qualificationde commissie die predikanten beriep en kerkenraadsleden aanstelde. Datzelfde gold bij de aanstelling van een koster, voorlezer en schoolmeester.33 Predikant en kerkenraad speelden een niet te onderschatten rol in het dorpsleven. Het gewicht dat een ambachtsheer bij deze benoemingen in de schaal kon leggen, was daarom van groot belang. Bij de ambachtsheer berustte de eindverantwoordelijkheid voor de openbare orde in de dorpsgemeenschap. Hij moest toestemming verlenen aan 'vreemdelingen', mensen van buiten de heerlijkheid, om zich in het ambacht te vestigen. Dat recht werd in die tijd al gezien als 'van geen geringe invloed om de goede rust en order in hun ambachten te mainteneeren .3i Het maakte het mogelijk onvermogenden te weigeren, zodat deze lieden geen beroep op de armenkassen zouden doen. Dienstmaagden die ongehuwd zwanger werden, konden door de ambachtsheer zonder pardon buiten het dorp worden gezet. De ambachtsheer kon daarenboven een dorpsbewoner uit het dorp weren, als deze zich schuldig had gemaakt aan obstructie jegens de ambachtsheer.35 Ook de oppervoogdij over wezen en anderen in de heerlijkheid die onder toezicht waren gesteld, berustte bij de ambachtsheer. Voor de economie van het dorp was de machtsuitoefening door de ambachtsheer evenzeer van groot belang. Ambachtslieden hadden toestemming van de heer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 133