BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
133
ces konden hebben als alle heerlijkheden meededen. Dat besef was onder de
ambachtsheren toen blijkbaar volop aanwezig. Mogelijk speelde de polder
Walcheren hierin een rol.5''
De politieke macht van de (ambachts)heren en -vrouwen werd gelegitimeerd door
juridische overeenkomsten. De afsluiting ervan ging gepaard met rituelen waarbij
ook de bevolking betrokken was. Toen Jacob Wouters, vrijheer van Sint Jansteen,
in 1715 zijn huwelijk met Johanna Steengracht aankondigde, werden op last van
de vrijheer de wederzijdse rechten en plichten tussen enerzijds de nieuwe vrouwe
en anderzijds het bestuur van de heerlijkheid, te weten de baljuw, burgemeester en
schepenen, vastgelegd. Daartoe werd op 13 januari 1715 op het raadhuis van Sint
Jansteen een buitengewone vergadering belegd. Jacob Wouters verklaarde bij deze
gelegenheid dat hij na aangaan van het huwelijk het eigendom van de vrije heer
lijkheid Sint Jansteen en Glossenberge zou delen met Johanna Steengracht.
Daardoor kreeg de bruid de titel van baronesse en vrije vrouwe van Sint Jansteen
en zou zij in het vervolg delen in alle rechten en financiële voordelen die uit de
heerlijkheid voortvloeiden. Het paar beloofde gezamenlijk de welstand van de
heerlijkheid te zullen bevorderen. In hun dankwoord voor de ontvangen geluk
wensen bij hun voorgenomen huwelijk benadrukten zij deze belofte: wij sullen
altoos te samen en soo lange wij leven en bij continuatie de lancx levende plaisier
scheppen om uEd. achtb. persoonen en intresten te beminnen mitsgaders de zoo
gehetenen wiens priviligiën wij sullen maintineren en beschermen en trachten dat
de selve alle in ruste voorspoed en vrede sullen leven daartoe wij alles sullen
inspannen dat van heer en vrouw te verwagten is [~.]V° Van het bestuur van
de heerlijkheid werd eenzelfde belofte van trouw verwacht. Baljuw, burgemeesters
en schepenen legden op deze vergadering de eed af aan Johanna Steengracht, waar
in zij haar erkenden als de wettige baronesse en vrije vrouwe van de heerlijkheid
en beloofden haar te gehoorzamen en te respecteren. De verklaring werd vervol
gens afgeroepen voor de pui van het raadhuis onder het driemaal luiden van de
klok. De wettige status van de nieuwe vrije vrouwe was daarmee bezegeld.
De politieke macht van heren en vrouwen werd voorts bevestigd door rituelen
waarbij de lokale bevolking nauw betrokken was. Dat gebeurde bijvoorbeeld met
de plechtige intrede van een nieuwe ambachtsheer in zijn heerlijkheid. Tijdens dit
ritueel werd de ambachtsheer in een armstoel door het dorp naar het raadhuis
gedragen. Van een dergelijk onthaal in het Zuid-Bevelandse dorp Wemeldinge in
1758 is in de Nederlandsche Jaerboeken een verslag overgeleverd. De nieuwe
ambachtsheer, Jacobus Coomans, was raad en oud-schepen van Goes en had de
heerlijkheid Wemeldinge geërfd van zijn broer. De nadering van Coomans' koets
in de middag van 22 mei werd met klokgelui begroet. Nog buiten het dorp werd
hij welkom geheten door de schout, secretaris en predikant, die werden vergezeld
door tien gewapende jongemannen en de vaandrig met het vaandel. Het gezel
schap wandelde verder in de richting van het feestelijk versierde dorp, waar onder
de eerste de beste erepoort voor de ambachtsheer 'een gekroonde stoel' klaarstond.
'Tien jonge dochters wachtten zijne wel. ed. gestrenge aldaer op, en de ambachts
heer werd, na dat hy zich in de gemelde stoel geplaetst had, door deze jonge
Dochters gedragen langs het dorp, door de opgerichte Eerepoorten, tot in de
Kamer van het Rechthuis.' Zodra de ambachtsheer hier gearriveerd was, schoten
de gewapende burgers bij wijze van eresalvo hun musketten leeg. Binnen waren de