BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
137
le platteland in particuliere handen. De ontwikkelingen in de particuliere bezits-
verhoudingen komen na de stedel ijke heerlijkheden aan de orde.
Ontwikkelingen in het bezit van heerlijkheden
In de Middeleeuwen werd het bezit van heerlijkheden in Zeeland gedomineerd
door tal van kleine heren. In de zestiende eeuw kwamen de heerlijkheden steeds
meer in handen van de hoge adel en stedelijke patriciërs. Tegenover de veel kapi
taalkrachtigere hoge adel kon de kleine lokale adel zich uiteindelijk niet handha
ven. Deze edellieden zakten af tot het sociale niveau van de gewone boeren.
Daarmee werd geleidelijk afscheid genomen van het voor Zeeland karakteristieke
laatmiddeleeuwse patroon van een groot aantal kleine ambachtsheren en werd de
weg vrijgemaakt voor een oligarchisering van het platteland. Een relatief kleine
groep hoge heren zou hier tot het eind van de achttiende eeuw de dienst uitma
ken. In het begin van de zestiende eeuw bevonden zich nog veel Zeeuwse families
onder de hoge adel, maar bij hen voegden zich adellijke geslachten en patriciërs
van elders. In de loop van de zestiende eeuw kregen ook Antwerpse kooplieden
belangstelling voor Zeeuwse heerlijkheden. Pas later zouden Zeeuwse patriciërs
zich in dit gezelschap mengen/'1 Ook Zeeuwse steden kwamen vanaf de vijftiende
eeuw in het bezit van heerlijkheden. De stedelijke belangstelling bleef bestaan tot
het midden van de zeventiende eeuw. Om economische redenen moesten zij zich
vervolgens losmaken van het plattelandsbestuur. Stedelijke regenten namen de
opengevallen plaatsen in, waarna de oligarchisering van het platteland zijn vol
tooiing bereikte. Ik zal eerst ingaan op het stedelijk bezit van heerlijkheden en ver
volgens nagaan hoe het particuliere bezit, namelijk dat van de stedelijke regenten,
zich ontwikkelde.
Stedelijk bezit
In de zeventiende eeuw behoorden talrijke heerlijkheden in Zeeland toe aan de
steden. In de jaren voorafgaand aan 1678 waren van de 118 heerlijkheden op
Schouwen, Duiveland, Walcheren en Zuid-Beveland 33 heerlijkheden of partijen
daarvan in bezit van steden en waren er 4 aan de grafelijkheid vervallen. Dat bete
kende dat ongeveer een derde van alle heerlijkheden op die eilanden in handen
was van een publiekrechtelijke instelling. Op Walcheren nam Middelburg zelfs
een zeer dominante positie in, hetzelfde gold voor Zierikzee op Duiveland.
Middelburg was koploper met 25 heerlijkheden of aandelen daarin op Walcheren.
Een deel van deze bezittingen dateerde uit de Middeleeuwen, waarin de stad
ambachten ten geschenke kreeg of deze zelf aankocht. In de zestiende en zeven
tiende eeuw zette Middelburg deze aankooppolitiek voort. Enkele decennia vóór
het besluit tot de grote verkoop in 1678 had de stad nog veel geld geïnvesteerd in
de aanschaf van vier belangrijke heerlijkheden op Walcheren. Oostkapelle was in
1634 aangekocht van de stad Veere, West-Souburg in 1638 van de kleindochter
van Philips Marnix van Sint-Aldegonde, Domburg en Westkapelle in 1648 van de
Prins van Oranje."' De Middelburgse ambachtsheerlijkheden werden vanwege de
stad bestuurd door een college van keurschepenen van stadsambachten.63 In 1678
besloot het stadsbestuur van Middelburg, door financiële problemen gedreven, om