138 BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN de heerlijkheden van de stad te verkopen. Bij deze verkoop was meer dan de helft van de heerlijkheden op Walcheren betrokken, al waren de Middelburgse belan gen niet in alle heerlijkheden even groot. In tegenstelling tot Middelburg hield Vlissingen wel vast aan zijn eigendommen op het platteland. De tweede Walcherse stad bezat een minderheidsaandeel in Biggekerke, Hoogelande en Westkapelle-buiten en de grootste partijen in Koudekerke en Zoutelande-Werendijke. Biggekerke kwam in 1712 in zijn geheel in bezit van Vlissingen, doordat de stad van Daniël Fannius de grootste ambachts partij kocht. Pas in 1857 liet Vlissingen zijn heerlijkheden op een veiling ver kopen."'1 Op Schouwen en Duiveland bezaten Zierikzee en de kleine stad Brouwershaven heerlij kheden. In Brijdorpe, Looperskapelle, Klaaskinderkerke en Duivendijke hadden beide steden een aandeel. Deze heerlijkheden verkochten zij met de Utrechtse familie De Beaufort, die daarin ook gerechtigd was, in 1835 aan Johan Adriaan van der Heim."5 Overigens hadden deze Schouwse heerlijkheden niet veel meer om het lijf. Hun dorpen waren tenietgegaan en bestonden slechts uit enkele verspreide boerenwoningen en een oud kerkhof.66 Van eenzelfde orde waren de heerlijkheden Rengerskerke en Zuidland, beide in bezit van Zierikzee en grenzend aan het grondgebied van de stad. In 1766 probeerde Zierikzee deze heerlij kheden te verkopen, maar slaagde daarin niet.6" Veertig jaar eerder was de stad succesvoller geweest. In 1725 verkocht Zierikzee de heerlijkheden Kapelle, Nieuwerkerk, Ouwerkerk en een minderheidsbelang in Botland aan Maria Nachtegael, weduwe van de Vlissingse oud-burgemeester Johan van der Mandere. Zij kocht de heerlijkheden voor haar zoons Johan en Jacob. Toen Johan in 1730 overleed, erfde Jacob diens heerlijkheden. Nadat hij in 1767 bovendien de grootste partij van Botland kocht, kwam de gehele Vierbannen van Duiveland in zijn bezit. De enige stad op Zuid-Beveland had in de zeventiende eeuw nauwelijks politieke greep op het platteland. Goes had in 1615 de hoge heerlijkheid Borssele gekocht en verkocht meteen daarna de schorren waarover deze heerlijkheid zich uitstrekte, om ze te laten bedijken. De heerlijke rechten hield de stad aan zichzelf, evenals de tiendrechten, het recht van aanwas en de gors- en dijkettingen. Goes had ook het toezicht op alles wat de watering betrof. Borssele was echter een lastige dijkage, waar de strijd tegen het water veel geld kostte. Ettelijke malen moesten de Staten van Zeeland bijspringen. Het was de stad Goes waarschijnlijk niet onwelgevallig, toen de heerlijkheid in 1750 verkocht kon worden aan Jan van Borssele, represen tant van de Eerste Edele in de Staten.68 Naast de stedelijke bezittingen was een klein aantal heerlijkheden in handen van de Staten van Zeeland. De Staten boden in 1704 en 1705 vier heerlijkheden op Schouwen te koop aan, die tot die tijd in 's graven boezem hadden verkeerd: Dreischor, Zonnemaire, de meerderheidspartij in Renesse en een grote partij in Noordgouwe. Evenals de stedelijke bezittingen werden deze heerlijkheden gekocht door Zeeuwse regenten, al is de verkoop van Zonnemaire aan predikant Petrus Hayman in dit verband opmerkelijk te noemen. Met de verkoop spekten de Staten hun kas, die als gevolg van de Spaanse Successieoorlog akelig leeg was geraakt. Ook Middelburg en Zierikzee verkochten hun heerlijkheden uit economische noodzaak. Middelburg stond aan de rand van de financiële afgrond door het fail-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 140