BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN 139 lissement van de wisselbank en de ondergang van de eerste West-Indische Compagnie. In combinatie met de oorlogen met Engeland had dit de stad in grote economische problemen gebracht. Om het financiële gat van de wisselbank te dichten, werden al eerder bezittingen van de stad verkocht. In 1675 werden de lan derijen in de Middelburgse polder te gelde gemaakt en in 1677 de tienden aldaar verkocht aan Pieter Duvelaer fik Petri. In november 1678 viel het besluit om ook de stadsheerlijkheden te verkopen. Eerder was al geprobeerd om via een loterij, waarin de heerlijkheden als prijzen waren uitgeloofd, geld binnen te halen. De loterij is echter niet doorgegaan."'' Nadat tot een veiling was besloten, werd gepro beerd de belangrijkste heerlijkheden (Domburg en Westkapelle) aan Hollanders te slijten. Honderd plakkaten betreffende de verkoop van deze twee heerlijkheden, waarin de financiële opbrengsten overigens veel te rooskleurig werden voorgesteld, werden verspreid in Rotterdam, Delft, Leiden en Den Haag."" De actie had wei nig succes; alle heerlijkheden werden verkocht aan Middelburgse en Vlissingse regenten en aan 'leden van het buffet' (de hoge ambtenaren). De verkoop in het voorjaar van 1679 leverde een voor die tijd gigantisch bedrag op: 80535.6.8 vlaams. De kopers betaalden in obligaties ten laste van de wisselbank tot een derde van de nominale waarde/1 In 1719 kocht de stad twee van zijn oude ambachten terug. Het betrof ambachten die tegen de stad aan lagen: Poppenroedeambacht en MortierefJ Unger stelt dat ook Noordmonster en Hayman werden teruggekocht.7' Deze ambachten worden echter niet in de stadsrekeningen genoemd, noch in 1679 noch in 1719. Vermoedelijk zijn ze al die tijd in het bezit gebleven van Middelburg. In de voorwaarden die de stad voor de verkoop in 1679 opmaakte, stelde deze zijn economische belangen zo goed mogelijk veilig. Na de verkoop van Sint Laurens bleven Middelburg en de Staten van Walcheren profiteren van de tolgelden die op de straatweg van Middelburg naar Serooskerke werden geheven. In ruil daarvoor behielden stad en Staten de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de weg. Het werd de nieuwe eigenaar van Sint Laurens verboden tol te heffen op de bedoelde weg, maar als pleister op de wonde voor de gederfde inkomsten mocht de ambachtsheer er zelf tolvrij over reizen."' Ook de verkoopvoorwaarden van Ritthem en Nieuwerkerke vertonen beide dezelfde clausule, die nadrukkelijk een economisch belang van Middelburg diende. Ingevolge een octrooi van de Staten van Zeeland behield Middelburg zich het recht voor om zoden benodigd voor het onderhoud van zijn trekdammen te betrekken van de buitendijken bij Ritthem en Nieuwerkerke. Bovendien reserveerde de stad de mogelijkheid voor zich om - wel iswaar op zijn kosten - langs de dijken van de heerlijkheid over de volle lengte van Arnemuiden tot Rammekens, hoofden en andere werken te laten maken, indien de stad dat voor de haven en het behoud van de scheepvaart noodzakelijk zou vin den.75 Zierikzee verkocht, net als Middelburg, zijn heerlijkheden op Duiveland, omdat men geld nodig had. Met de opbrengst van de verkoop bekostigde de stad de aan leg van een nieuwe sluis.7" Ook Zierikzee liet in de verkoopakte een aantal voor waarden opnemen om de belangen van de stedelijke handel en nijverheid te waar borgen. In de Vierbannen mochten niet méér brouwerijen, korenmolens of meestoven worden opgericht dan er op het moment van verkoop waren en indien een daarvan teloor zou gaan, mocht een nieuwe ter vervanging niet dichter bij de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 141