140 BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN stad worden gebouwd. Ook mochten geen herbergen of bakovens buiten de dor pen worden gevestigd. In de dorpen waren weekmarkten niet toegestaan, de inwo ners moesten hun waren in Zierikzee op de markt brengen. Ook werd vastgelegd dat de heren van Zierikzee een trekvaart mochten maken langs de dijk van de Saspolder die de stad in eigendom bleef houden, zonder daarvoor aan de nieuwe heren te hoeven betalen. De polders behielden het recht hun water te lozen in en door de Vierbannen. Ten slotte werden ook bepalingen opgenomen over de toe gankelijkheid van de dijken en het onderhoud en de inspectie van de straatweg naar Nieuwerkerk." Uit het voorgaande blijkt dat de Zeeuwse steden zich met moeite ontdeden van hun belangen op het platteland. Slechts financiële noodzaak dreef hen tot de ver koop van hun heerlijkheden, waarna zij in de verkoopaktes hun economische belangen nog zoveel mogelijk trachtten veilig te stellen. In Holland werd in het midden van de zeventiende eeuw een discussie gevoerd, waaruit blijkt hoezeer men hier gekant was tegen een grotere invloed van regenten op het platteland. De rekenkamer der domeinen bracht in 1642 dienaangaande twee adviezen uit aan de Staten van Holland. Daarin werd het onwenselijk geacht dat heerlijkheden in han den zouden komen van regenten of de gezamenlijke ingelanden van een ambacht, omdat 'de inspectie en de kennisse' van de dorpen daardoor aan de hogere over heid werden onttrokken. Pas in de jaren twintig van de achttiende eeuw was in Holland het klimaat rijp om tot verkoop van heerlijkheden over te gaan. Evenals de Zeeuwen werden de Hollanders gedreven door economische malaise: de Spaanse Successieoorlog had een gat geslagen in de gewestelijke financiën. In 1721 stelden de Staten van Holland de voorwaarden op waaronder de heerlijkheden die onder de domeinen berustten, verkocht zouden kunnen worden. Tussen 1723 en 1741 gebeurde dat dan ook. Veel heerlijkheden in Holland kwamen toen in han den van regenten of ingelanden van de ambachten.78 Particulier bezit Ontwikkelingen in het bezit van heerlijkheden kunnen aanwijzingen geven over de belangstelling van de stedelijke elite voor politieke macht op het Zeeuwse plat teland. Daarom zal ik mij nu richten op de wijze waarop particulieren heerlijkhe den verwierven. Waren er perioden waarin opvallend veel verkopen plaatsvonden, en omgekeerd perioden waarin de vererving van heerlijkheden domineerde? Traden regionale verschillen op? In de analyse van de ontwikkelingen in het parti culiere bezit van heerlijkheden heb ik mij gericht op vier regio's: Schouwen, Duiveland, Walcheren en Zuid-Beveland. Drie daarvan waren onderhevig aan een proces van des urbanisatie: Schouwen en Duiveland door de neergang van Zierikzee, Walcheren door het verval van Middelburg en Vlissingen. Op Zuid- Beveland deed het proces van ontstedelijIcing zich niet voor. In het navolgende zal blijken dat de verschuivingen in het bezit van heerlijkheden zich in de verschil lende gebieden anders manifesteerden. Voor het in kaart brengen van de ontwik keling heb ik een verdeling gemaakt in drie periodes: 1678-1740, 1740-1798 en 1798-1848. De jaartallen 1678 en 1848 vormen om eerdergenoemde redenen de begrenzing van deze studie. Daarbinnen heb ik ten behoeve van deze analyse drie perioden onderscheiden. Cruciaal bij de indeling was het jaartal 1798, waarin de heerlijke rechten werden afgeschaft. Het valt te verwachten dat deze verandering

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 142