BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
143
bijvoorbeeld probeerde rond 1790 zijn heerlijkheid Domburg te verkopen, maar
slaagde daarin niet." De stad Zierikzee had al eerder - in 1776 - een poging
gedaan om de heerlijkheid Rengerskerke en een aanzienlijke partij in Zuidland te
slijten, maar was daarin evenmin geslaagd."
Drie jaar na de Bataafse Omwenteling werden de heerlijke rechten afgeschaft, al
werden de ambachtsheren in 1814 voor een deel in hun oude rechten hersteld.
Niettemin verloren zij na 1798 in belangrijke mate aan politiek gezag over hun
heerlijkheden. De politieke ontwikkelingen hebben geen invloed gehad op het
bezit van heerlijkheden. De heerlijkheden werden niet massaal op de markt
gebracht. Mogelijk speelde hierbij een rol dat de afkoop van de heerlijke rechten
decennialang onderwerp was van discussie in de nationale politiek. In afwachting
van de (financiële) uitkomsten van die discussie achtten velen het waarschijnlijk
wijs om hun bezittingen niet van de hand te doen. Op Schouwen, Walcheren en
Zuid-Beveland overheerste de vererving van heerlijkheden. Op Schouwen vererf
de tussen 1798 en 1848 57% van de heerlijkheden, op Walcheren en Zuid-
Beveland 53%. Alleen op Duiveland overheersten de aankopen, maar hier zij nog
maar eens gewezen op vertekening van de cijfers als gevolg van het kleine aantal
heerlijkheden.
Het platteland als politieke speelbal van de elite: de ambachtsheren
Nu een beeld is ontstaan van de wijze waarop de verwerving van heerlijkheden ver
schoof, is het zaak de blik te richten op de sociale en geografische herkomst van de
ambachtsheren. Veranderden de sociale milieus waaruit zij voortkwamen? Is er wat
de regenten betreft een verband tussen hun opereren in het stadsbestuur en als
ambachtsheer? Is de geografische herkomst van de ambachtsheren aan ontwikke
lingen onderhevig?
Periode 1678-1740
De particuliere bezitters van heerlijkheden behoorden in de periode 1678-1740
voor het overgrote deel tot Zeeuwse regentenfamilies (zie tabel 3). Vooral
Middelburgse regenten waren in heel Zeeland goed vertegenwoordigd. Zij beheer
sten het platteland van Walcheren en enkele Middelburgse families hadden ook
belangen op Zuid-Beveland. De Zierikzeese elite was sterk aanwezig op Schouwen
en Duiveland en had een zeer beperkt belang op Zuid-Beveland. Een klein aantal
families uit Viissingen bezat heerlijkheden op Walcheren en had bovendien een
uiterst gering aandeel op Zuid-Beveland. De Goese elitefamilies ten slotte lieten
zich nauwelijks zien. Zelfs in hun eigen achterland, Zuid-Beveland, wisten zij niet
te domineren.
Op Walcheren domineerde het Middelburgse patriciaat. De families Van den
Brande, Reygersberge, Thibaut, Huyssen, Velters, Veth, Lesage, De Kuyser, Van de
Perre en Radermacher waren er alle present. Families van buiten Zeeland hadden
daarnaast een aanzienlijk aandeel. Veelal ging het hier om adellijke en patricische
families uit Holland en Utrecht. Zo bezat de familie Hoeufft de heerlijkheid
Buttinge, de familie Van Cattenburg een grote partij in Grijpskerke en was het
Walcherse Serooskerke in handen van de familie Van Tuyll van Serooskerke, die