BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
145
secretaris, schout en schepenen, die veel macht konden uitoefenen omdat de heren
zo weinig aanwezig waren. Daarenboven werkte nog een andere omstandigheid de
sterke positie van de lokale gezagsdragers op Zuid-Beveland in de hand. Juist hier
treffen we veel heerlijkheden aan, waar de macht werd gedeeld in een college van
ambachtsheren. Politieke macht werd hier vormgegeven in onderling overleg,
waarvoor de gezamenlijke ambachtsheren zich veelal eenmaal per jaar ter ver
gadering naar de heerlijkheid spoedden. Geen van de ambachtsheren was in dit
systeem in staat te domineren, de politieke verantwoordelijkheid werd altijd
gedeeld. Wellicht verklaart deze geringe inspanning in tijd en geld van de
ambachtsheren mede het feit dat in Zuid-Beveland de verwerving via koop min
der voorkwam dan elders. Evenals in de heerlijkheden van 'absentee lords' Wam
in heerlijkheden met gedeeld eigendom veel macht bij de lokale bestuurders te lig
gen. Zij regelden immers de dagelijkse gang van zaken in het dorp. Die onttrok
zich aan het oog van de geografisch ver verwijderde ambachtsheren. Het vermoe
den lijkt gewettigd dat de lokale dorpselite op Zuid-Beveland en in mindere mate
op Schouwen-Duiveland in de achttiende eeuw veel meer politieke invloed had
dan elders in Zeeland. Op Walcheren daarentegen, waar Middelburgse regenten
de belangrijksce heerlijkheden vast in handen hadden, was controle door de
ambachtsheren veel directer mogelijk.
Aangezien in de periode 1678-1740 veel heerlijkheden in de handel kwamen, is het
interessant de kopers uit deze periode voor het voetlicht te halen. Wie waren de
heren die politieke macht op het platteland kregen? De verwikkelingen die zich in
1672 en later in de stadsbesturen van Middelburg en Zierikzee voordeden, blijken
van grote invloed te zijn geweest op de politieke ontwikkelingen op het platteland.
Met name regenten die niet tot de groep behoorden die zich in de jaren zeventig
comfortabel op de stedelijke regeringskussens nestelde, kregen belangstelling voor
het platteland. Jacob de Witte en Hubertus Mogge uit Zierikzee waren op het
moment dat zij op het platteland hun vleugels uitsloegen, niet als schepen of bur
gemeester bij het bestuur van de stad betrokken. Jacob de Witte was na de onlusten
in Zierikzee in 1672 benoemd tot rentmeester-generaal Bewestenschelde. Hij kocht
in 1678 de heerlijkheid Haamstede en naastte in dat jaar bovendien
Westenschouwen. Ook het verdronken Koudekerke (Schouwen) en Va deel van de
heerlijkheid Burgh waren in zijn bezit. Hubertus Mogge raakte in 1684 in opspraak
door eigenmachtig optreden bij de benoeming van de thesaurier en het ontslag van
de pensionaris van Zierikzee. Sindsdien werd hij niet meer als schepen of burge
meester benoemd.s" In 1704 kocht hij een meerderheidsbelang in RenesseT
Uit een analyse van de kopers van de Middelburgse heerlijkheden in 1679 blijkt
eens te meer hoe uitgerangeerde regenten hun blik op het platteland richtten. Het
Middelburgse stadsbestuur kenmerkte zich in de laatste decennia van de zeven
tiende eeuw door rivaliteit tussen grofweg drie regenten klieken. De eerste groep
concentreerde zich rond de families Thibaut en Huyssen, die tot 1702 drie decen
nia lang onafgebroken politieke macht bezaten. Dit Oranjegezinde blok had een
uitermate solide machtsbasis, maar onbetwist was het niet. Tegenstand kwam
vooral van de meer staatsgezind georiënteerde groep Veth, waartoe ook de families
Van Reygersberge en Van de Perre behoorden. Daarnaast bood een derde groep,
met een minder stevige machtsbasis maar wel sterk onderling gelieerd, tegenwicht
aan het aristocratische conglomeraat Thibaut-Huyssen. Tot deze groep kunnen de