BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
de voormalige rentmeester der domeinen in Noord-Beveland, Sebastiaan Nebbens
(1732-1807) had zich op de heerlijkhedenmarkt gewaagd. Hij bezat opmerkelijk
veel aandelen in heerlijkheden. Na zijn aankoop in 1782 van een grote ambachts
portie in Kleverskerke liet hij zich Nebbens de Cleverskerke noemen. Verder bezat
hij ambachtspartijen op Zuid-Beveland in Schore en Vlake, Tolsende, Eversdijk,
Kapelle en Biezelinge en op Noord-Beveland in Geersdijk en Wissekerke. Nebbens
was een vermogend man met regenteske allures, die grote interesse had voor de
belangen van het platteland en die van de landbouw in het bijzonder. 94
Behalve bij leden van gevestigde en nieuwe regentenfamilies leefde ook onder de
plattelandsbevolking interesse voor het bezit van een heerlijkheid. Een aantal boe
ren, rijk geworden dankzij de bloeiende landbouw, slaagde er aan het eind van de
achttiende eeuw in om een heerlijkheid te kopen. In 1790 kocht Jacobus Faro,
afkomstig uit een boerenfamilie in West-Zeeuws-Vlaanderen, de heerlijkheid
Nieuwvliet. Twee jaar later kochten twee boeren uit Grijpskerke, Pieter Dekker en
Willem Wisse, de heerlijkheid Grijpskerke en Poppendamme."s Met de aankoop
van een heerlijkheid kwamen de boeren in het bezit van politieke macht over hun
dorp en nabijgelegen gronden. Dat was in de eerste plaats gunstig voor hun eigen
economische belangen in dat gebied. Pieter Dekker en Willem Wisse waren beide
eigenaar van landbouwgrond in en rond Grijpskerke. Dekker had zijn grondbezit
daar sinds 1778 stilaan vermeerderd door aankopen van plaatselijke boeren en ste
delingen.'"1 Ook de andere ambachtsheer, Willem Wisse, had in de jaren vooraf
gaand aan de aankoop van de heerlijkheid veel grond bijgekocht in Grijpskerke en
elders op Walcheren.97
Behalve de bescherming van hun grondbezit speelden voor boeren ook andere
belangen een rol in hun ambitie om ambachtsheer te worden. Jacobus Faro, die in
1790 op een openbare veiling de heerlijkheid Nieuwvliet kocht, was een vooruit
strevend landbouwer in IJzendijke. Op zijn bedrijf experimenteerde hij met rijen-
teelt en nieuwe bemestingsmethoden. Ook administratief was hij onderlegd. Hij
hield, een bedrijfsboekhouding bij en was ten tijde van zijn aankoop van de heer
lijkheid griffier van het ambacht Nieuwvliet. Later zou hij lid worden van de pro
vinciale Commissie van Landbouw (sinds 1819) en mede aan de wieg staan van
de Zeeuwse Landbouw Maatschappij (1843).">s Bovendien was hij oprichter van
een van de West-Zeeuws-Vlaamse leesgezelschappen, waarvan boeren lid waren.
Faro was dus een landbouwkundig en cultureel onderlegd man, voor wie de heer
lijkheid mogelijkheden bood om op het platteland politieke invloed te verwerven.
De inval van de Fransen in Staats-Vlaanderen in 1794 maakte daaraan hardhan
dig een einde. De heerlijke rechten werden afgeschaft en het politieke bestuur van
het gebied werd onder het Franse bewind gebracht. Faro was slechts vier jaar in het
bezit geweest van zijn volle rechten als ambachtsheer.
Aan de verkoop van de heerlijkheid Grijpskerke en Poppendamme aan Pieter
Dekker en Willem Wisse ging een conflict tussen de ambachtsheer en kerkenraad
vooraf. Ambachtsheer Galenus Steengracht eiste de bevoegdheid op om de ont
vanger der kerk- en armgoederen aan te stellen en dientengevolge het recognitie
geld te innen. Hij beriep zich op twee reglementen uit 1718 en 1768, waarin deze
bevoegdheid geregeld zou zijn. De kerkenraad betwistte het recht van de
ambachtsheer. Deze beriep zich op een reglement uit 1753, waarin zou zijn vast
gelegd dat de aanstelling van de ontvanger toeviel aan het collegium qualificatum,