156
BEZIT VAN HEERLIJKHEDEN
aan het eind van de zeventiende eeuw los te maken van hun ambachtsheerlijkhe
den en uit de moeite die de nieuwe eigenaren zich tegelijkertijd getroostten om
hun belangen in heerlijkheden te vergroten.
Nu de regenten politieke macht hadden verworven op het platteland en hun
machtspositie daar vasthielden, was het platteland hun eigenbelang geworden.
Hoe het verband ligt met de toenemende economische, sociale en culturele bete
kenis van het platteland in deze periode moet onderwerp zijn van verder onder
zoek. Aan de heerlijkheden die na 1740 te koop werden aangeboden, valt af te
lezen dat er in de tweede helft van de achttiende eeuw een strijd op gang kwam
om de macht op het Zeeuwse platteland. De reeds gevestigde aristocraten hielden
vast wat ze bezaten of probeerden hun heerlijke bezit uit te breiden. Nieuwkomers
in de stedelijke elite en boeren bonden daarenboven de strijd aan om de politieke
macht in het buitengebied. De Bataafse Omwenteling en de daaruit voortkomen
de Staatsregeling van 1798 staken echter een spaak in het wiel. Van politieke
benutting van heerlijke rechten kon geen sprake meer zijn. Toch verloren de regen
tenfamilies hun belangstelling voor de heerlijkheden niet. Hun interesse was nu
echter strikt sociaal en familiaal bepaald. Het bezit van een heerlijkheid werd voor
al van belang als statussymbool. Het was een mooie manier om je naam te verlen
gen en het verleende een schijn van adellijke allure.