166
PROJECTVOORSTEL
tieke zelfbeschikking? Wie zaten er in de nieuwe plaatselijke besturen? Betekende
de komst van het Koninkrijk in 1813 ten aanzien van het politieke bestuur op het
platteland een breuk met de voorgaande jaren of was er sprake van continuïteit in
posities en praktijken? Onderzoek heeft aangetoond dat het overgrote deel van de
burgemeestersposten in Zeeland in het midden van de negentiende eeuw werd
bezet door rijke boeren.- De veronderstelling dat de nieuwe politieke elite op het
platteland zich tot een kleine groep van de plattelandsbevolking beperkte, zal wor
den getoetst door in kaart te brengen wie in de eerste helft van de negentiende
eeuw de posities in het politieke bestuur op het platteland innamen. Daarna rijst
de vraag op welke wijze zij hun politieke macht invulden en benutten.
3. Desurbanisatie in Zeeland 1750-1850: culturele veranderingen
Onderzoeker: drs. Arno Neele
Het onderzoek naar de culturele veranderingen ten tijde van het desurbanisatie-
proces probeert de vraag te beantwoorden of het platteland ook op cultureel
gebied meer macht kreeg tussen 1750 en 1850. Aan de ene kant is het de vraag of
de dorpelingen zelfbewuster werden en meer en/of andere culturele activiteiten
ontplooiden? Met anderewoorden, kregen zij meer cultureel en sociaal kapitaal en
welke vorm nam dit dan aan? En aan de andere kant wordt gekeken of het platte
land ook in de beeldvorming over Zeeland belangrijker werd?
Het onderzoek zal zich in de eerste plaats richten op de culturele infrastructuur
van Zeeland. Werden de dorpsbewoners lid van culturele genootschappen en lazen
zij boeken en tijdschriften? Met andere woorden, reikte de publieke ruimte tot het
platteland of bleef deze beperkt tot de steden? Voor het beantwoorden van deze
vragen is het noodzakelijk om de boekhandels, culturele genootschappen, leesge
zelschappen en verenigingen in kaart te brengen.
Ten tweede zal gekeken worden naar het debat binnen deze Zeeuwse publieke
ruimte, waarbij de beeldvorming over de stad en het platteland centraal staat. Een
belangrijk onderwerp van debat was de economische ontwikkeling van de provin
cie. Hierbij is het van belang te kijken hoe de Zeeuwen het vermeende economisch
verval probeerden te keren. Trachtte men van Zeeland weer een handelsgewest te
maken of verwachtte men bij voorbeeld meer heil van de plattelandseconomie?
Een ander veel besproken thema was de plaats van Zeeland binnen de geschiede
nis en binnen de Nederlandse cultuur. Hoe presenteerden de Zeeuwen hun pro
vincie in tijdschriften, in musea, en tijdens volksfeesten? Wat was het zelfbeeld van
Zeeland en welke rol speelde de stad en het platteland in deze verbeelding? Het
religieus debat speelde eveneens een prominente rol in Zeeland. Met name het
Psalmenoproer in de jaren zeventig van de achttiende eeuw en de Afscheiding in
de jaren dertig van de negentiende eeuw heeft veel conflicten en publicaties opge
leverd. Terwijl bij het debat over de economie en over de Zeeuwse cultuur vooral
de stedelingen het debat bepaalden, lieten de plattelandsbewoners bij het religieu
ze vraagstuk ook hun stem horen.
Een derde onderzoekspunt is de materiële cultuur. Aan de hand van boedelinven-
tarissenonderzoek wordt het bezit en gebruik van kleding, sieraden, meubelen,
schilderijen en boeken op het platteland en in de stad met elkaar vergeleken. Het
waren namelijk dit soort goederen waarmee men zich een identiteit aanmat. De