PROJECTVOORSTEL
167
toename van streekdrachten in deze periode zou bijvoorbeeld kunnen duiden op
een groeiend ruraal zelfbewustzijn onder de plattelandsbewoners. Aan de andere
kant zien we ook in deze periode een groep rijke boeren die participeerden in het
stedel ijke culturele leven en overstapten op burgerkledij. Hoe lag de verhouding
precies tussen de materiële cultuur van de stedelingen en die van de dorpelingen?
Noten
1 Paul Brusse en Willem van den Broeke, Provincie in de periferie. De economische geschie
denis van Zeeland 1800-2000, Utrecht 2005, 38-39.
2 A.P. de Klerk (red.), Onderzoek naar Zeeuwse burgemeesters, Middelburg 1992-1993, dl.
1-6.