15
Ruim 140 jaar geleden publiceerde de eerste Nederlandse leerstoelhouder vader
landse geschiedenis, de Leidse hoogleraar Robert Fruin, in De Gids een tot de ver
beelding sprekend opstel. Onder de titel 'De Drie Tijdvakken der Nederlandsche
Geschiedenis' sneed hij twee thema's aan die behoorden tot het standaardrepertoi
re van de negentiende-eeuwse nationale geschiedschrijving.' Een ervan, het vraag
stuk van de uniciteit van de Republiek in Europa, is sindsdien vele onderzoekers
blijven fascineren en heeft ook de meest uiteenlopende antwoorden opgeleverd.
De meest systematische behandeling van de kwestie werd ongeveer tien jaar gele
den gepubliceerd onder de titel: A Miracle Mirrored. The Dutch Republic in a
European PerspectiveDe analyse beperkte zich echter goeddeels tot de Republiek
ten tijde van de Gouden Eeuw. De achttiende en zeker de negentiende eeuw kre
gen veel minder aandacht. Bovendien stonden bij deze historici sociale en econo
mische kwesties in het middelpunt en speelde de politiek slechts een marginale rol.
Fruin zelf daarentegen had de gehele geschiedenis van Nederland van de late
Middeleeuwen tot aan zijn eigen tijd in een grote greep gevangen en evenzeer
kenmerkend voor de nationale geschiedschrijving - de ontwikkelingen van de
staatkundige verhoudingen als uitgangspunt genomen. Voor Fruin liep Nederland
tot aan de Opstand keurig in de pas met de rest van Europa. De geslaagde revolu
tie betekende een breuk met het door Karei V ingezette proces van unificatie van
recht en wet en van de versterking van de staat. Die breuk had desastreuze gevol
gen. De middelpuntvliedende krachten van stad en gewest kregen hierdoor vrij
spel en tegen het einde van de achttiende eeuw hadden ze zelfs het gehele staats
gebouw van de Republiek tot bouwvalligheid gedoemd. Fruin had beslist oog voor
de grote culturele en intellectuele verworvenheden van de Republiek. Ook de Vrij
heidszucht', die hij als de voornaamste oorzaak van de Opstand aanwees,
beschouwde hij als een groot goed. Toch zou Nederland pas in de periode na 1800
weer zijn natuurlijke plaats in het Europese statensysteem verwerven. Die her
nieuwde aansluiting bij het Europese ritme was te danken aan de eenheidsstaat
onder constitutioneel Oranjegezag. Voor Fruin hield 1813 daarom de verwezen
lijking van de twee tegenstrijdige idealen in die de Opstand hadden uitgelokt:
enerzijds de droom van Karei V van de sterke staat en anderzijds de innige wens
van de hoge adel van destijds de macht van de landsheer te beperken.'
Deze politieke interpretatie van de periodisering van de Nederlandse geschiedenis
is sindsdien eigenlijk onaangetast gebleven. Opstand en Franse Tijd zijn als water
scheiding blijven dienen. In 1962 liet Ivo Schöffer, een van Fruins opvolgers op de
leerstoel vaderlandse geschiedenis, zich in zijn oratie nog door diens 'Drie
Tijdvakken' inspireren. In 'Ons Tweede Tijdvak' plaatste hij kritische kantteke
ningen bij een paar aspecten van de uitzonderingsthese die Fruin had geformu
leerd. Ook ten tijde van de Republiek was het proces van de versterking van de
staat gewoon doorgegaan en zelfs onder een voortgezet landsheerlijk bewind zou
den de steden en de gewesten Fruins zondebokken bij uitstek de lakens zijn
blijven uitdelen. Fruins politieke periodisering, gebaseerd op een ideaaltypisch
maar fictief Europees ontwikkelingsmodel van centralisatie, stelde Schöffer echter
niet ter discussie en sindsdien is het op dit front stil gebleven."'
Echt verbazend is dit natuurlijk niet. De teloorgang van de nationale geschied
schrijving sinds de jaren zestig, de groeiende afkeer van de narrativiteit, de razend-