18
BALANS TUSSEN STAD EN PLATTELAND
we in de Nederlandse historische ontwikkeling dan ook drie tijdvakken onder
scheiden: allereerst de periode tot ruwweg 1700 waarin de stad domineert, ver
volgens een agrarisch tijdvak dat de achttiende en een groot deel van de negen
tiende omspant, en ten slotte een stedelijk-industriële fase die tot op heden voort
duurt. Het spreekt vanzelf dat de scheidslijn tussen deze perioden vloeiend is.
Alleen de politieke geschiedenis handelt in messcherpe cesuren. Centraal is de
vraag hoe uitzonderlijk die Nederlandse ontwikkeling nu eigenlijk is geweest.
Ingrijpende verstedelijkingsprocessen hadden zich natuurlijk al eerder in Europa
voorgedaan. Urbanisatie op zijn Nederlands overtrof die van Noord-Italië, Zuid-
Duitsland en Vlaanderen echter niet alleen in schaal en reikwijdte, maar had
bovendien een fundamenteel ander karakter.10 Evenals hun soortgenoten in Gent,
Augsburg of Florence zagen de Nederlandse politieke elites zichzelf als magistraten
van een stadsstaat en dat was veel meer dan een simpel koketteren met de klassie
ke traditie. Waar de macht van die stadstaten zich echter doorgaans had beperkt
tot het omringende platteland en ze bovendien voortdurend met elkaar op voet
van oorlog leefden, maakten de Nederlandse steden deel uit van een federatief ver
band. Hierbij mag overigens de politieke factor niet worden onderschat. Het
groeiende gewicht van de Hollandse steden was al zichtbaar vanaf de late Middel
eeuwen en het is een interessante kwestie of de urbanisatietrend ook zonder de
Opstand krachtig genoeg geweest zou zijn om de politieke verhoudingen effectief
te beïnvloeden. Hoe dat ook zij, de losse federatieve staatkundige organisatie waar
uit vorst en kerk waren geëlimineerd en die het gevolg was van het succesvolle
gevecht tegen de Spaanse centralisatie, heeft de Hollandse steden kansen gegeven
die elders ontbraken. Nederlandse elites waren gepokt en gemazeld in het com
plexe politieke proces van geven en nemen. Per slot van rekening hadden van de
meer dan 100 steden 2500 of meer inwoners er maar liefst 57 iets te vertellen in
de afzonderlijke Statenvergaderingen. Het sluiten van compromissen was deze eli
tes dan ook in het bloed gaan zitten. Die op consensus gerichte politieke structuur
gecombineerd met het ontbreken van een vorst verschafte deze elites de ruimte de
belangen van hun stad onbelemmerd en toch gecontroleerd na te jagen. Minstens
zo belangrijk was dat de samengebalde macht en middelen van deze stadstaten-
bond die van hun voorgangers ver overtrof. Ook het intercontinentale stedennet-
werk waar de Nederlandse steden deel van uitmaakten, kende zijn gelijke niet. Het
resultaat was dat deze stedenbond, ondersteund door een innovatief systeem van
overheidsfinanciën, probleemloos de middelen kon genereren om een hoogwaar
dig defensief systeem zowel te land als ter zee op te zetten en te onderhouden.18
Ook in sociaal opzicht lagen de verhoudingen in het westen van de Republiek
geheel anders dan in de vroegere stedenconcentraties. De traditionele concurren
ten van de burgers, landsheer, kerk en adel waren in de loop van de zestiende eeuw
goeddeels geëlimineerd. De stadhouder was de dienaar van de nu soeverein gewor
den staten en zijn macht was recht evenredig met zijn vermogen steeds weer nieu
we coalities te smeden in een complex krachtenveld. De naasting van de kerkelijk
goederen had een einde aan de politieke macht van de Roomse kerk gemaakt die
met zijn uitgebreide grondbezit altijd veel in de melk te brokkelen had gehad.
In het westen van de Republiek was de betekenis van de adel bovendien ernstig
aangetast. Opmerkelijk genoeg was dat al goeddeels voor de Opstand gebeurd.
Een centrale positie aan het Hof en de bestuurlijke heerschappij over het platte-