BALANS TUSSEN STAD EN PLATTELAND 19 land en daarmee over de voedselvoorziening had de Europese adel een grote vin ger in de pap gegeven. Pas de Eerste Wereldoorlog zou daaraan definitief een einde maken.19 Het grondbezit van de Hollandse en Zeeuwse adel was echter uiterst gering. Slechts 5% was eigendom van leden van de eerste stand. Bovendien was het aantal adellijke families in de vijftiende eeuw als gevolg van een reeks hard nekkige vetes en oorlogen bekend onder de verzamelnaam Hoekse en Kabeljauwse twisten fors gereduceerd.20 In Zeeland bijvoorbeeld was er nog nauwelijks adel over en waren de prinsen van Oranje als markiezen van Veere en heren van Viissingen de enige edellieden van betekenis. Ook al was hun prestige onverminderd groot, bleef hun invloed in bijvoorbeeld de Staten van Holland nog steeds van belang en stonden ze als belangenbehartigers van het platteland nog lange tijd hun mannetje, in het westen van de Republiek was de adel toch een bedreigde diersoort geworden die zich sociaal afsloot en huwelijken met leden van de burgerij meed.21 De Hollandse adel leefde in een wereld waarin de normen, waarden en cultuur door stedelingen werden vormge geven. Nieuwe adel kwam er niet bij en buitenlandse titels werden niet erkend. Exogamie zou de doodklap voor de stand hebben betekend en alleen met behulp van isolement als sociaal instrument heeft deze zijn bijzondere sociale positie vei lig kunnen stellen. Wel waren er grote verschillen tussen de gewesten. In Overijssel en vooral Gelderland speelde de adel wel degelijk de eerste viool. Daar was ook een proces van elitevermenging tussen stedelijk patriciaat en adel op gang gekomen zoals we dat uit Italië, Vlaanderen en Zuid-Duitsland kennen, en speelden adellijke fami lies een veel grotere rol in de stadsbesturen. Ook was het adellijke grondbezit hier veel uitgestrekter dan in Holland en Zeeland. De adel vervulde hier dientengevol ge ook een veel belangrijker rol in de plattelandsbesturen dan in de zeegewesten en gaven ook cultureel veel meer de toon aan.22 De tegenstellingen tussen stad en platteland waren hier dan ook veel complexer dan in de zeegewesten. Nederlandse burgers ondervonden niet alleen nauwelijks concurrentie van vorst, adel of kerk, ze hadden ook veel meer te vertellen over de inrichting van hun dage lijks leven dan uit de officiële stukken valt af te leiden. De Nederlandse regenten waren niet alleen bereid maar ook financieel in staat veel beter voor hun mede burgers te zorgen dan in Vlaanderen of Noord-Italië ooit was gebeurd. De belastingdruk was gespreid, sloot de bestuurders niet uit en de zorg voor de levens standaard vormde een van de hoekstenen van het stedelijke beleid. Stadsbesturen waren ook bereid naar hun burgers te luisteren. Vele stedelijke keuren waren het resultaat van burgerrekesten en wanneer de burgervaders even halsstarrig waren, was dreiging met oproerigheid vaak al voldoende.2< Nederlandse steden onderscheidden zich van hun voorgangers bovenal als centra van grote diversiteit en intellectuele creativiteit. Die kenmerken waren niet een voudigweg het gevolg van de succesvolle introductie van de markteconomie.24 Ook elders was handelskapitalisme immers norm geworden. Van doorslaggevende bete kenis is in dit verband de tolerantie geweest. Die wordt maar al te vaak voorgesteld als een rationele en economisch geïnspireerde keuze van regenten. In de praktijk konden regenten nauwelijks anders. Gewetensvrijheid was in de Nederlandse Republiek sinds de Unie van Utrecht een geloofsartikel en in een land dat voor namelijk uit religieuze minderheden bestond, was intolerantie politiek onhaalbaar,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 21