24 BALANS TUSSEN STAD EN PLATTELAND die hun vermogen verkregen uit de exploitatie van hun landgoederen. Hun villas en tuinen waren dan ook niet ontworpen als lustoord om de stad te kunnen ont vluchten, maar hadden een strikt utilitair karakter. In het Florence en het Venetië van de Renaissance was het niet anders. Ook hier was het centrale motief achter de villabouw agrarisch commercieel. Dat het op het land in hete zomers of bij een pestepidemie goed toeven was, moet een bijzonder aangename bijkomstigheid geweest zijn, maar mag niet als de aanleiding tot de ontwikkeling van het Italiaanse villasysteem worden geïnterpreteerd. In een recente studie heeft de Engelse historica Amanda Lil lie nog eens het strikt agrarische karakter van de Florentijnse buitenplaats onderstreept.37 De gang van zaken in Nederland week hier totaal van af. In het westen van de Republiek was het buiten voor het eerst in de geschiedenis een echte lusthof. Ze dienden geen enkel agrarisch doel en zijn hier nooit het centrum van een com mercieel productiesysteem geweest. Dat laat onverlet dat de Nederlandse stedelijke commerciële en politieke elite wel degelijk betrokken was bij de agrarisch com merciële exploitatie van gronden. Die had echter geen enkele relatie met hun bui tenhuizen. In grond werd belegd om economische redenen en niet om status te verwerven. Op hun buiten hielden ze er naast een lusthof op zijn best een moestuin op na. Deze buitenhuizen dienden dan ook niet voor permanente bewo ning. Ze waren bedoeld om bij te komen van het jachtige stadsleven, maar had den in de tijdbesteding een marginale rol toebedeeld gekregen. Het stedelijk leven was norm geworden en het verblijf buiten was de uitzondering. In dit verband past ook de democratisering van het buitenleven. Naast de grote buitenhuizen waren er de veel bescheidener buitenplaatsjes of de gehuurde kamers op een boerenhof stee voor de stedelijke middengroepen. Voor de lieden van ldein vermogen dien den de stadsparken die op de bolwerken of in de niet volgebouwde delen van de stadsuitleg werden aangeplant. De stad kon dan misschien verdorven zijn, en vele zeventiende-eeuwers zullen dat op grond van de traditie graag hebben nagezegd, deze was tegelijkertijd een onvermijdelijke, aanvaarde én verfraaide realiteit gewor den. Het hoogtepunt van deze creatieve aanpassing van de traditie aan de fysieke wer- kelijldieid was de opkomst van een nieuw stedelijk waardesysteem dat de compe titie met de Hassieke Augustiniaanse opvattingen aankon en het stadsleven een eigen seculiere ideologie verschafte. Van groot belang is in dit verband het ver schijnsel geweest van de auteur die op eigen gezag het publiek benadert. Ook op dit punt streden oud en nieuw om de voorrang.33 Talloos waren nog de opdrach ten aan mecenassen, die de schrijvers aan hun dagelijks brood dienden te helpen, maar de groep schrijvers die meende hun inspanningen te kunnen rechtvaardigen met een beroep op de markt omdat naar hun idee hun opvattingen interessant genoeg waren en het publiek ervoor openstond, was groeiende. Een voorname bron voor die nieuwe waarden waren romans met een libertijns karakter. De hoofdrolspelers in deze verhalen waren zonder uitzondering stads mensen. Christelijke idealen kwamen in deze boeken maar zelden aan de orde. Ze beschreven daarentegen de harde werkelijkheid van het stedelijk leven en venti leerden ideeën hoe in deze jungle te overleven.3'' Menselijk gedrag was in de ogen van deze schrijvers een direct product van materiële factoren: geld en economische belangen sturen de samenleving. Hun visie op de moraal is dan ook een geheel

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 26