26
BALANS TUSSEN STAD EN PLATTELAND
tigen. Onderdrukking maakte het voor een volk onmogelijk zijn ontwikkelings
kansen volledig te benutten. De enige zinvolle rationale voor de staat was de
bevordering van een actieve en welvarende bevolking. Alleen kooplieden-regenten
zouden, gedreven door hun eigen belang als ze waren, tegelijkertijd voor het
publieke belang zorgdragen. '6 De la Court was ook een van de weinigen die de vol
ledige consequenties trok uit de grondige omkering van de stad-plattelandsver-
houding die zich in de Republiek voltrokken had. Zijn plan voor een gracht van
de Eem tot de Lek, die de Republiek in tweeën zou hebben gedeeld, was geen sim
pel staaltje onvervalst Hollandisme maar een poging de op geld gebaseerde koop
mansrepubliek te vrijwaren van nefaste adellijke invloeden. Uitgebreid grondbezit
was voor zijn koopmansrepubliek waarin voor geld alles te koop was, immers vol
maakt overbodig geworden.'7
Van stads- naar plattelandssamenleving
Het aardige van dit wat lang uitgevallen overzicht is dat het duidelijk maakt hoe
zeer het stedelijk tijdvak a la Hollandaise een volstrekt uniek verschijnsel in het
vroegmoderne Europa is geweest dat alle terreinen van de samenleving doorde
semde. Ook gebieden waar ik niet over gesproken heb, zoals de ontwikkeling van
de Nederlandse landschapskunst of de geschiedenis van architectuur en steden
bouw, hadden hier probleemloos de revue kunnen passeren. Als onderscheidend
periodekenmerk voor de Nederlandse geschiedenis kan die verstedelijking tot nu
toe zonder meer dienen.
Minstens zo interessant is de vraag wat er met die Nederlandse samenleving in al
haar aspecten gebeurde, toen de motor van de verstedelijking begon te hokken,
uiteindelijk helemaal afsloeg en het agrarische tijdvak uit de Nederlandse geschie
denis een aanvang nam. Het spreekt vanzelf dat urbanisatie niet zulke messcherpe
periodiseringsdata oplevert als de meeste politiek geïnspireerde periodiserings-
voorstellen. Het tijdvak van de succesvolle urbanisatie heeft zijn oorsprong in de
late Middeleeuwen en het exacte begin is maar moeilijk vast te stellen. Het eind
punt ervan lijkt op basis van het beschikbare bronnenmateriaal met wat meer pre
cisie te lokaliseren in de periode rond 1680. Maar ook dan begint het proces van
desurbanisatie niet overal tegelijk en is het tempo ervan van regio tot regio ver
schillend. Na 1815 is het dieptepunt bereikt maar van een echte stedelijke groei is
pas weer tegen het einde van de negentiende eeuw sprake. Tussen 1680 en 1870
werd Nederland gekenmerkt door een even ingrijpend proces als in de periode
1500-1680 maar nu van ontstedelijking en het ziet ernaar uit dat de gevolgen
ervan in dit tweede tijdvak even ingrijpend waren als in het vorige. Overigens
mogen we niet vergeten dat in vergelijkend Europees perspectief Nederland het
meest geürbaniseerde land was gebleven. De ingrijpende verandering gold vooral
het eigen verleden.
Over de zuiver kwantitatieve aspecten van de stedelijke teruggang zijn we
inmiddels aardig ingelicht. In het Noorderkwartier en in Friesland begon de des
urbanisatie het eerst en lijkt zelfs al voor 1670 begonnen. Ze nam hier ook soms
dramatische vormen aan: Enkhuizen bijvoorbeeld verloor twee derde van zijn
bevolking en Alkmaar een derde. Van eenduidige processen was ook nu geen spra-