30
BALANS TUSSEN STAD EN PLATTELAND
het sociale leven in de Nederlandse steden en die door de geringe bevolkingsom
vang van de meeste nog werd versterkt, steeds duidelijker aan het licht.
Interessant is in dit verband dat in de tweede helft van de achttiende eeuw in de
Republiek het denken over verdraagzaamheid scherpe concurrentie kreeg van een
aanzwellende groep denkers overal in Europa die een natuurrechtelijk gefundeer
de tolerantie bepleitten. De Nederlandse politiek van ruimhartige gewetensvrij
heid die de grondslag van het beleid tot dan toe was geweest, stak daar wat bleek
jes bij af. Voorstanders van het principe van tolerantie als individueel recht waren
er in de Republiek genoeg. Ze betwijfelden echter of het veel nut had invoering
ervan bij de overheid te bepleiten. Nu de immigratie tot stilstand was gekomen,
was de vraag relevant wie daar in de praktijk van zouden moeten profiteren? Er
waren hier immers geen mohammedanen, volgelingen van Confucius of boed
dhisten die alleen op grond van een natuurrechtelijk gefundeerd tolerantieprinci
pe het recht konden opeisen hun eigen religie te belijden. Zelfs in het religieus zo
pluriforme Amsterdam waren alle geloven te herleiden tot de joods-christelijke tra
ditie. Waarom zou men zich dan druk maken over een theoretische kwestie, wan
neer in de praktijk alle religies op basis van de joods-christelijke traditie al een vol
ledige vrijheid werd gelaten?59
Van grote betekenis voor de afnemende behoefte aan een scherpomlijnde en intel
lectueel overtuigend onderbouwde tolerantiepolitiek is ook de confessionalisering
van de Nederlandse samenleving geweest. Waren er in de zeventiende eeuw nog
vele onbeslisten geweest die een religieuze keuze bewust uit de weg gingen of zelfs
de weg naar een godsdienstig indifferentisme waren ingeslagen, in de achttiende
eeuw zou eerst de confessionalisering van de armenzorg en later de ontplooiing
van een christelijk beschavingsoffensief op basis van een efficiënt gebruik van de
drukpers Nederland tot een denominationeel verdeelde maar in een actief
christendom verankerde samenleving maken. Men kan zich maar moeilijk aan de
indruk onttrekken dat in de republiek de religiedienaren de pers aanzienlijk effec
tiever hebben benut dan de verlichte filosofen, ook al was het discours van
pastoors en predikanten diep van de verlichting doordesemd/'0
Deze ontwikkelingen, die het afnemen van externe intellectuele impulsen mar
keerden, kenmerken een veel ingrijpender intellectueel proces, dat onder verwij
zing naar Alan Bloom als 'the Closing of the Dutch Mind' zou kunnen worden
aangeduid.01 Waar de republikeinse stadscultuur met zijn reeks grote intellectuele
problemen van religieuze, filosofische, natuurwetenschappelijke en politieke aard
een beweging op gang had gebracht die nu alom als de eerste, radicale fase van de
Europese Verlichting wordt aangeduid, had de zieltogende stadscultuur van de
achttiende eeuw veel meer belang bij een gematigd verlichtingscompromis dat de
eenheid zou kunnen bevorderen."2 De grondslag daarvoor was gelegd in de perio
de 1672-1715, toen de eerste verschijnselen van de teruggang zichtbaar werden en
de Republiek ook verwikkeld was geraakt in een strijd op leven en dood met het
Frankrijk van Lodewijk XIV. De enorme krachtsinspanning die de oorlogen ver
eisten en die de Republiek tot haar laatste grote vernieuwende bijdrage aan de
tweede militaire revolutie van de zeventiende eeuw zou dwingen, betekende ech
ter ook het einde van haar rol als grote mogendheid."-1 In de eerste decennia van de
achttiende eeuw zou de Republiek als centrum van de radicale verlichting nog een
bijdrage leveren aan het Europese debat.61 Daarna zouden de economische en poli-