BALANS TUSSEN SI AD EN PLATTELAND
35
Willem I voorop zich van deze wensen van de landelijke elites zo weinig mogelijk
proberen aan te trekken.
Het absolute hoogtepunt van de wende naar het platteland was de agrarische uto
pie. De teloorgang van de stad had ook intellectuelen in de Republiek aan het twij
felen gebracht over de waarde van de moderne commerciële samenleving waarin
eigenbelang en de privatisering van het individu een tot dan toe ongekende socia
le mobiliteit mogelijk hadden gemaakt. De onbedwingbare behoefte zichzelf te
verbeteren dreigde immers alle traditionele banden, die de samenleving bijeen
hielden, te vernietigen. Kunstenaars en geleerden waren bijvoorbeeld niet meer in
wetenschap en creativiteit zelf geïnteresseerd, maar zagen in de beoefening ervan
vooral een middel om in de wereld vooruit te komen. Het schadelijkste van alles
vonden ze de jacht op luxe. Die kon alleen maar als een pervertering van de
natuurlijke behoeften worden beschouwd. De mens raakte als gevolg hiervan ver
vreemd van zijn oorspronkelijke natuur, niet omdat deze verloren was gegaan maar
omdat hij deze had verloochend. Redding was dus mogelijk, maar vereiste drasti
sche maatregelen: een terugkeer naar de kleinschalige agrarische samenleving
waarin de eigenliefde weer tot normale proporties kon worden teruggebracht.
In Frankrijk was Rousseau de meest tot de verbeelding sprekende vertegenwoor
diger van deze richting. Zowel zijn politieke als zijn pedagogische geschriften - het
Contrat Social en de Emile - moeten in deze context worden gelezen."'1 In
Nederland waren het geschriften als die van Arend Fokke Simonsz die eenzelfde
boodschap verkondigden.85 Voor Fokke Simonsz was de landbouwutopie een alter
natieve oplossing voor de grote morele en sociale problemen van de laatachttien-
de-eeuwse Republiek. Deze toekomstvisie sloot niet alleen aan bij de traditie, ze
leek ook in de Republiek zelf steeds beter te sporen met de feitelijke economische
ontwikkelingen. Toch was het Nederland van het jaar 3000 dat hij schetste,
ondanks zijn agrarische basis, een verlicht paradijs. Kunsten en wetenschappen
stonden er in hoog aanzien en boeken waren het begerenswaardigste bezit. Een
dergelijke visie ging tegen de stroom in. Volgens de verlichte orthodoxie gedijden
kunst en cultuur nu eenmaal het best in een samenleving die op commercie en
rijkdom waren gebaseerd. Fokke Simonsz gaf voor deze ommezwaai een verklaring
waarin Rousseau onverdund doorklonk: 'Ge moet onze zeden [die van het jaar
3000, WWM] niet bij de aloude vergelijken. In de achttiende zag men een "berg
van overtolligheden" voor behoeften aan; dezen berg heeft men sedert al langza
merhand geslecht, en bevonden dat tot woning geen hardsteenen paleis nodig
ware; men is tot de zonderlinge ontdekking gekomen, doordien het gebrek aan
geld zoo algemeen werde dat alle handel begon te verminderen, en elk volk lang
zamerhand het overtollige achterwege liet.'
Fokke Simonsz was geen eenling. Een andere scribent van een agrarische toe
komstvisie was niemand minder dan Alexander Benjamin Fardon 1749-1794).s6
Fardon was een Amsterdamse Topularphilosoph' met een grote belangstelling
voor sociale vraagstukken. In de late jaren zeventig was hij de winnaar geweest van
een veelbesproken prijsvraag van de Hollandse Maatschappij. Hij had daarin ver
zucht dat de Nederlandse intelligentsia nu eens op moesten houden verzen te
beschaven, nu er nog zoveel leden van het volk beschaafd moesten worden. Hij
was daarmee een van de vroege Nutsideologen geworden.87 Nog voor de intocht
van de Fransen wanhoopte hij echter aan de mogelijkheden om van Nederland