48
DESURBANISATIE IN NEDERLAND
woonde. De desurbanisatie die plaatsvindt, is dus een relatief verschijnsel.
Uiteraard zullen deze cijfers veranderen indien we een grens zouden nemen van
5-000 inwoners, maar dat verandert het plaatje niet wezenlijk:2 de stagnatie en
achteruitgang van de Nederlandse steden betekende niet dat de Republiek nu
ineens 'in pas met Europa ging lopenzoals Fruin stelde. Pas in de loop van de
negentiende eeuw zou Engeland, gevolgd door enkele andere Europese landen,
Nederland in gaan halen.
Wat niet in tabel 1 opgenomen is, maar wat uiteraard veel belangrijker is voor dit
project, is het feit dat de dynamiek binnen de steden sterk verschilde. Terwijl de
meeste andere Europese steden groeiden en voorlopig ook niet zouden ophouden
met groeien, lieten de meeste Noord-Nederlandse steden juist een daling zien. Dat
betekende een andere verhouding tussen stad en platteland vergeleken met de test
van Europa: de stad had hier opvallend minder 'zuigkracht'. Toch konden volgens
tabel 1 ook Franse en Zuid-Nederlandse steden een verminderde zuigkracht uit
oefenen. Flet zou interessant zijn om te bestuderen in hoeverre de desurbanisatie
daar ook een 'vergelijkbare zwakkere dynamiek' zou laten zien.
Het signaleren van overeenkomsten en verschillen ten opzichte van andere gebieden
in Europa laat vaak een scherpere vraagstelling toe. Mijnhardt wees al terecht op het
verschil in status en functie van het 'buitenhuis' van de stedelijke heren in Nederland
ten opzichte van veel andere landen. Er zijn nog een aantal andere punten die de aan
dacht verdienen. Ik noem er hier drie:
1. de hoge mate van verstedelijking' van het Nederlandse platteland;
2. de geringe controle door Nederlandse steden van 'hun' achterland;
3. de sterke verwevenheid van de regio met 'nationale' en 'internationale' handels
netwerken.
In de eerste plaats was het platteland in de Noordelijke Nederlanden een stuk min
der agrarisch dan in de meeste andere landen. In een dorp als Maasland bijvoor
beeld was 40% van de beroepsbevolking in 1730 werkzaam in een niet-agrarisch
beroep; dit percentage zou oplopen tot circa 50% in 1823.3 Het verdwijnen van
de stedelijke dynamiek hoeft daarom niet automatisch een toename van de agra
rische dynamiek in te houden."1 Opmerkelijk was juist de grote mate van symbio
se tussen stad en platteland: de neergang van de steden bracht vaak ook een daling
van de activiteiten op het platteland in, vooral in het westen van Nederland. Door
de sterke symbiose raakte de negatieve spiraal van de 'seculaire trend' de platte
landssamenleving extra sterk.5 Wellicht duurde het daarom ook zo lang, voordat er
een 'nieuwe' dynamiek kon opkomen.
De symbiotische verhouding tussen stad en platteland had ook gevolgen voor de
'politieke' verhoudingen tussen die twee. In de meeste Europese gebieden oefende
de stad een sterke 'dwang' uit op 'zijn' direct omliggende platteland (marktdwang,
prijsbepalingen en handelsbelemmeringen, belastingheffing door de stad)/' In
Nederland oefende alleen de stad Groningen een vergelijkbare druk uit. Elders in
Europa heerste een sterke dichotomie tussen 'stad' en 'land', maar in Nederland
werden politieke tegenstellingen zelden tussen die twee, maar veeleer binnen ste
delijke instituties uitgevochten.7 De strijd ging dan ook meestal niet tussen cle stad
en het platteland, maar tussen grote (stads/heren) boeren en kleine pach-