Economische bedrijvigheid in de stad In de achttiende eeuw waren Middelburg, Zierikzee en Vlissingen de Zeeuwse centra van internationale handel, visserij en nijverheid. Bovendien waren deze steden de belangrijkste ver zorgingscentra voor de plattelandsbewoners. Zierikzee verloor in de achttiende eeuw zijn func tie als belangrijke haven voor de zeevisserij. Ook de internationale handel ging er achteruit, zoals dat in de gehele Republiek het geval was. Wat overbleef, was een rustig provinciestadje, dat als belangrijkste taak de bediening van het omliggende platteland had. Middelburg had de meeste internationale handelscontacten. WIC- en VOC-schepen kwamen regelmatig de haven binnen en dat gaf veel vertier. Na 1750 werd Middelburg de belangrijkste schakel in de Zeeuwse graanhandel. De betekenis daarvan was groot, omdat in de provincie, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, veel tarwe werd geproduceerd. Na de komst van de Fransen was het gedaan met de drukte. De internationale handel werd bemoeilijkt en de aanvoer van graan uit Zeeuws-Vlaanderen kwam stil te liggen. De werkloosheid moet enorm geweest zijn, de armoe de ongekend groot. Na het vertrek van de Fransen werd de haven vernieuwd, maar het Zeeuws-Vlaamse graan werd niet meer via de stad verhandeld. Ook de internationale handel kwam niet echt meer op gang. Vlissingen was de kleinste van de drie steden en kampte al in de tweede helft van de achttiende eeuw met economische problemen. Na de Franse tijd krab belde de stad echter bijzonder snel op. Daaraan droeg de groeiende werkgelegenheid op de marinewerf bij. Ook genereerde de legering van een militair garnizoen veel werk. Vlissingen, in 1815 nog kleiner dan Zierikzee, was in 1850 groter dan de laatste en zou daarna ook Middelburg passeren. Zeeuws Museum, GM 1715; Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata 11-2426,11-270. iïÜlbEip- MIBBElLBüm Moniinta' .ohkmïft be règ-emm tl WSZX2EM IKStBW

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 54