75
Inleiding
Sinds G.A. Fokkers publicatie uit 1878, waarin werd geconcludeerd dat
Middelburg rond het midden van de zeventiende eeuw 30.000 inwoners zou heb
ben gehad, zijn velen buiten en vooral ook binnen Middelburg die stad als de
vroegmoderne metropool van het zuidwesten gaan zien. Het kwam dan ook hard
aan toen Peter Priester in 1998 vaststelde dat Fokkers cijfers veel te hoog waren.'
De Middelburgse gemeentearchivaris Peter Sijnke reageerde met een artikel waar
in hij Priesters betoog probeerde te ontzenuwen. Op basis van een redenering
waarin hij soms nogal kort door de bocht ging, kwam hij tot de voor
Middelburgers geruststellende conclusie dat we op Fokker konden blijven ver
trouwen.2 Maar helaas, de geest lijkt uit de fles te zijn. Paul Brusse heeft de
beschikbare data voor de achttiende eeuw opnieuw onderzocht en komt tot con
clusies die maar weinig afwijken van die van Priester. Ik vrees dat Brusse en Priester
in dezen gelijk hebben, maar dat betekent volgens mij niet dat we daarmee ook
het grootse verleden van Middelburg moeten afschrijven. In deze bijdrage zal ik
uiteenzetten waarom, maar eerst zal ik nog eens naar de bevolkingscijfers van
Fokker, Priester en Brusse kijken.
Bevolkingscijfers van Middelburg vanaf de achttiende eeuw
Fokker meende dat Middelburg aan het begin van de achttiende eeuw ongeveer
25.000 inwoners had, een aantal dat omstreeks 1730-1739 zou zijn toegenomen
tot 27.500, daarna zou het gedaald zijn tot 22.000 in 1775-1784. Op dat laatste
peil zou het tot 1795 gebleven zijn, waarna een snelle daling inzette. Priester ziet
een veel gelijkmatiger ontwikkeling, met ongeveer 16.500 inwoners in 1702 en
17.700 in 1795, waarna ook volgens hem een snelle daling inzet. Ook volgens
Brusse schommelt het inwonertal in de achttiende eeuw rond de 17.000 a 18.000,
gevolgd door een snelle daling na 1795.5 Over die afname na 1795 zijn alle drie
het dus eens, maar de ontwikkeling in de achttiende eeuw is volgens Brusse en
Priester wel een heel andere dan volgens Fokker.
Het reconstrueren van inwonertallen van plaatsen op basis van bronnen als doop
boeken, huisschattingen of kohieren van het trouwgeld is lastig werk. Door de
vraagtekens die er altijd zijn over de gekozen omrekeningsfactor om aan het tota
le bevolkingscijfer te komen, kunnen de uitkomsten hooguit een redelijke indica
tie opleveren. Voor het jaar 1795 kunnen we Fokkers schatting echter toetsen.
Volgens de volkstelling van dat jaar, die algemeen beschouwd wordt als een uiter
mate betrouwbare bron, had de stad toen 17.687 inwoners, een slordige 4.000
minder dan Fokker berekende. Dat doet alarmbellen rinkelen. Brusse en Priester
daarentegen nemen terecht het inwonertal volgens de volkstelling over.
Er is nog een reden om Fokker te wantrouwen. Zoals Paul Brusse al opmerkte, was
Fokker met zijn demografisch onderzoek zijn tijd ver vooruit. Dat geldt ook voor
de originele manier waarop hij het inwonertal van de stad berekende. Hij baseer
de dit op de aantallen jaarlijks gedoopte kinderen, waaruit hij het inwonertal cal-