92 ECONOMISCH DEBAT slacht dat al generaties lang een prominente rol speelde in de gewestelijke politiek. Zowel zijn vader als zijn grootvader waren in de achttiende eeuw bewindhebbers van de VOC geweest. Ook Pieter bekleedde in zijn leven een aantal functies die betrekking hadden op de koloniale handel. Van staatswege was hij bijvoorbeeld belast met de afwikkeling van zaken van de opgeheven VOC en met het toezicht op haar enorme archief. Zijn voorouders waren bestuurders geweest van een actie ve en florerende instelling, terwijl hij slechts de bewaarder werd van deze vergane glorie. Het verlies van de koloniale handel voor Zeeland betreurde hij zeer. Hij heeft dan ook verscheidene malen een pleidooi gehouden voor het behoud van de compagniestructuur. De handelscompagnies konden volgens hem de neergang van Middelburg keren. Evenals bij Van de Spiegel, Ermerins en Poley speelde het vervalidee een belangrijke rol bij Pieter Pous. Zo constateerde hij in 1802 dat Middelburg in de laatste jaren groote, ja byna onherstelbaare verliezen heeft gele den, dat dezelve naauwelyks als eene der voormalige rykste Steden worden aange merkt, ja zelfs dat haare naam uit die der Koopsteden allengskens schynt uitge- wischt te zullen worden'.3* Pous mengde zich in 1802 met twee publicaties in het debat over de VOC, waar in hij zich vooral afzette tegen de ideeën van Dirk van Hogendorpf Van Hogendorp wilde het monopolie van de VOC op de handel op de Oost opheffen en de koloniale handel vrijgeven. Pous beargumenteerde dat de opheffing van het monopolie de doodsteek zou zijn voor Middelburg. De koloniale handel zou dan geconcentreerd raken in Amsterdam, en Middelburg zou vervallen tot een tweede Arnemuiden. Hij pleitte daarom, net als zijn Zeeuwse voorgangers in de achttien de eeuw, voor het behoud van de monopoliepositie van de VOC en voor de instandhouding van de oude compagniestructuur met zijn kamers in verschillen de steden. Middelburg was zijns inziens uitermate geschikt voor een VOC-kamer, zelfs beter dan Amsterdam. De Walcherse rede was geschikter dan de Texelse rede, Middelburg lag dicht bij Antwerpen, de stad had net zulke goede buitenlandse betrekking als Amsterdam en de pakhuizen, werven en dokken waren nergens zo goed als in Middelburg. Pous liet geen enkel argument onbenut om de koloniale handel voor Middelburg te behouden. Wanneer de monopoliepositie van de VOC behouden zou blijven, voorzag hij dat 'ons Vaderland, gelyk te vooren, eene der grootste en beroemdste marktplaatsen van Europa' zou worden. De koloniale han del was 'noodzaaklyk en onontbeerlijk' voor het algemeen herstel van de vervallen welvaart. Ditzelfde protectionistische en retrospectieve pleidooi hield hij in 1817 ook ten opzichte van de theehandel, waarbij hij wederom de handel en scheepvaarr bestempelde als 'de beide hartaders van ons bestaan'.40 De theehandel diende vol gens hem niet geheel vrijgegeven te worden, maar diende geconcentreerd te wor den in een viertal steden: Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en Middelburg. Pous probeerde met zijn publicaties de Zeeuwse belangen ten opzichte van de Hollandse belangen te verdedigen. Het verleden was wederom het ijkpunt voor de economische koers die Zeeland diende te varen. In de loop van zijn leven veranderde Pous zijn visie op de economische ontwikke ling van Zeeland echter. Al in 1801 zien we de eerste aanzetten tot een heroriën tatie. In een publicatie over de bedelarij uit dat jaar doet hij een aantal voorstellen om het armoedeprobleem aan te pakken." Hij keurt het geven van aalmoezen af

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2006 | | pagina 94