96
ECONOMISCH DEBA'I
beeld 'broodbereiding', 'bereiding van zeep' en 'het harden van staal'.v' Met hc
aflossen van de regenten door de middengroepen werd het agrarisch georiënteer
de welvaartsbeeld ingeruild voor een industrieel georiënteerd welvaartsbeeld.
Zo beklaagde de secretaris van het Middelburgse departement, Leendert Janse
zich tijdens de algemene vergadering te Haarlem in 1848 over de vele aandacht di
de landbouw in de Maatschappij kreeg. Hij wilde daarentegen meer aandacht zie
voor het 'fabriekwezen60 De nieuwe leden konden zich niet vinden in de vroege
re opstelling van de regenten in het departement. Deze regenten hadden zich voor
al beziggehouden met de agrarische sector en verder geen opzienbarende initiatie
ven ontplooid. Het lijkt erop dat zij geen heil meer zagen in de stimulering van d<
stedelijke economie. De pogingen om de zeehandel te reanimeren leken zinloos ei
een industriële ontwikkeling van de stad had niet hun voorkeur. De stad en ziji
welvaart behoorden tot het verleden. De regenten hadden zich afgewend van d<
stad en probeerden de toekomst van hun gewest te stoelen op de plattelandseco
nomie.
In de ogen van de middengroepen hadden de regenten de belangen van hun eigei
stad dan ook verwaarloosd. Het is vanuit dit oogpunt dat de nieuwe leden zich vol
enthousiasme en optimisme richtten op de industriële ontwikkeling var
Middelburg. De stad moest weer een volwaardige plaats krijgen in het Zeeuws
debat. Dit wil overigens niet zeggen dat deze leden uit de burgerij geen oog had
den voor de landbouw. Zij zagen wel degelijk het belang van een florerende agra
rische sector. Velen waren dan ook lid van de in 1843 opgerichte Maatschappij tei
bevordering en aanmoediging van den Veeteelt en Landbouw/'1 Maar via de acti
viteiten van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel probeerden zij de econo
mische belangen van Middelburg weer te behartigen. Een constante in het econo
misch debat is echter het idee van verval. Zeeland werd ook na 1840 nog steed
gezien als een provincie waar niets meer over was van de vroegere welvaart.
Een van de nieuwe leden die in 1840 lid werd van het Middelburgse departemem
van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel, was Frederik van Sorge. Hij wa
van eenvoudige komaf en was opgegroeid in de koloniën van de Maatschappij va.
Weldadigheid.6-' Na een aantal dienstjaren bij de marine trad hij in dienst bij dt
provinciale griffie. Vanaf 1839 was hij een van de redacteuren van de Vlissingscht
Courantwaarin hij zich een aanhanger van het liberalisme van Dirk Donker
Curtius toonde. Onder zijn leiding mengde de Vlissingsche Courant zich in het lan
delijk politiek debat. Behalve voor zijn politieke bijdragen gebruikte hij de krant
ook om zijn gedachten over armoede en economie wereldkundig te maken.63
Hij pleitte in de jaren veertig voor een structurele economische heroriëntatie van
Nederland."'1 Nederland had de voorafgaande eeuwen zijn welvaart aan de handel
te danken, maar de werkelijkheid leerde dat dit een gepasseerd station was. De
industriële nijverheid moest volgens Van Sorge versterkt en gestimuleerd worden
zodat de Nederlandse economie weer kon concurreren met het buitenland. Ooi
de landbouw en de veeteelt zouden bevorderd moeten worden, maar deze moesten
dan wel in dienst staan van de nijverheid. De agrarische sector moest vooral gewas
sen gaan produceren die een industriële verwerking behoefden. Hij was een groor
voorstander van de in 1840 in Middelburg opgerichte industrieschool. Zijn plei
dooi voor een protectionistische industriepolitiek kwam hem op kritiek te staan
van het Algemeen Handelsblad dat een vrijhandelspolitiek voorstond. Het