163
Projectvoorstel
De balans tussen stad en platteland; desurbanisatie en de
opkomst van een agrarische samenleving: Zeeland 1700-1860
In 2006 is het onderzoeksproject De balans tussen stad en platteland; desurbanisatie
en de opkomst van de agrarische samenleving: Zeeland 1700-1860 van start gegaan.
Dit project is een initiatief van prof. dr. Wijnand Mijnhardt, dr. Paul Brusse
(Universiteit Utrecht) en dr. Willem van den Broeke (Roosevelt Academy) en
wordt gefinancierd door het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijk
Onderzoek. Het project beoogt een nieuwe kijk te geven op een oud fenomeen in
Nederland, namelijk de ontstedelijking in de achttiende en begin negentiende
eeuw.
Het westen van de Republiek kreeg in de achttiende eeuw te maken met ernstig
stedelijk verval. Nergens nam dit proces van stedelijke achteruitgang echter zulke
dramatische vormen aan als in Zeeland. Hier verloren vijf van de zes steden
(Zierikzee, Veere, Tholen, Vlissingen en Middelburg) binnen het bestek van enke
le generaties tot meer dan de helft van hun inwoners. Praktisch tegelijkertijd vol
trok zich op het platteland een ingrijpende visuele transformatie. Waar tot ver in
de achttiende eeuw landgoederen en zomerverblijven de Zeeuwse eilanden hadden
gedomineerd, werden deze nu op grote schaal afgebroken en hun fraaie tuinen
werden drastisch verkleind. In dezelfde periode debatteerden de Zeeuwse elites in
de verschillende afdelingen van het Zeeuwsch Genootschap tevergeefs over de
middelen om het herstel van handel en scheepvaart van hun gewest te bewerkstel
ligen.
Tot nu toe is dit type gegevens telkens weer gebruikt om er het weinig verrassen
de verhaal van de achteruitgang van de zeegewesten mee te illustreren. In dit pro
jectvoorstel wordt een geheel ander vertrekpunt gekozen: in Zeeland was geen
sprake van een lijdzame acceptatie van de veranderende economische omstandig
heden. Hier probeerde men juist de huik naar de wind te zetten. De zojuist
genoemde gegevens kunnen namelijk ook een andere hypothese onderbouwen. Na
1740 oriënteerden Zeeuwse elites zich in toenemende mate op de landbouw.
Wegens de gunstige prijsontwikkeling viel daar een goed rendement te behalen.
Het verlies van stedelijke bevolking moet daarom niet uitsluitend als teken van de
economische achteruitgang worden geïnterpreteerd maar ook als symptoom van
de zich wijzigende economische functie van het gewest. De steden profileerden
zich in toenemende mate als regionale verzorgingscentra en een stad als
Middelburg slaagde erin als centrale overslagplaats voor de handel in Zeeuws graan
een nieuwe economische functie te verwerven. De grootschalige afbraak van de
Zeeuwse buitenverblijven past evenzeer in deze verschuiving. Door hun lusthoven
om te zetten in landbouwgrond wisten de elites hun financiële en politieke
machtsbasis, zowel provinciaal als nationaal, veilig te stellen. Ook de debatten in
het Zeeuwsch Genootschap passen moeiteloos in het nieuwe perspectief.