98 FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT altijd even duidelijk. Zo werd de strikte geldelijke scheiding tussen beide admi nistraties pas in 1704 in zijn instructie opgenomen.18 De Zeeuwse Staten en Rekenkamer weigerden echter de controle van de rekeningen uit handen te geven, waarna in 1616 een compromis werd gesloten. De 'rekeningen te water' van de ontvanger-generaal werden eerst in Middelburg gecontroleerd en gesloten, waarna een nieuwe rekening werd opgemaakt. Deze werd met de acquitten, de bewijs stukken, naar Den Haag gezonden. De oorspronkelijke rekening bleef in Middelburg en de acquitten werden, na controle door de Generaliteitsrekenkamer, teruggestuurd en weer bij de rekeningen gevoegd. De controle van de Zeeuwse rekeningen bleef echter een heikel punt. Na 1643 stuurde de Admiraliteit geen rekeningen meer naar Den Haag, omdat ze daar ongecontroleerd bleven liggen. Blijkbaar was de strijd om de controle ter Generali teitsrekenkamer louter een prestigekwestie geweest: de rekeningen over de jaren 1639-1643 werden pas in 1681 en 1682 ter Generaliteitsrekenkamer gesloten, en met de rekening over 1672-1673 en de extra-ordinaire rekeningen van 1674 en 1676 was dat in 1763 nog altijd niet gebeurd. Pas in 1750 werd de Zeeuwse Admiraliteit opnieuw door de Staten-Generaal gesommeerd de rekeningen over te brengen, maar de Staten van Zeeland verwezen de kwestie naar een commissie en schoven deze op de lange baan.-0 Uiteindelijk was de rekening over 1767 pas de eerste die de Admiraliteit weer ter controle naar Den Haag stuurde, waarna het conflict lijkt te zijn opgelost. Met uitzondering van de rekening over 1781-1784 zijn alle volgende rekeningen overgebracht aan de Generaliteitsrekenkamer.21 Het archief van de rekeningen bevat dientengevolge, enige rekeningen uit de zeventiende eeuw uitgezonderd, slechts de Zeeuwse rekeningen over de jaren 1767-1780 en 1785-1795- In het archief van de Rekenkamer van Zeeland is ech ter vrijwel alles bewaard gebleven wat de ontvanger-generaal ter controle inlever de.22 Hierdoor is het mogelijk om alle inkomsten en uitgaven van de Zeeuwse Admiraliteit tussen 1586 en 1795 in kaart te brengen en haar financiële positie tot op het jaar nauwkeurig te volgen. Overigens verliepen niet alle geldstromen via de ontvanger-generaal: ook de deur waarder, de vendumeesters en de contrerolleurs, de equipage- en ammunitie- meesters en de ontvanger der amenden hadden enige eigen inkomsten en uitga ven. Het nettoresultaat ervan werd door de ontvanger-generaal onder 'sloten van rekeningen' verantwoord. In zijn administratie is derhalve een aantal kleine geld stromen (hooguit ter waarde van een paar honderd gulden per jaar) niet terug te vinden, maar deze zijn te verwaarlozen ten opzichte van de honderdduizenden guldens die bij de ontvanger-generaal omgingen. Om deze reden zijn ze verder buiten beschouwing gelaten. De rekeningen van de ontvanger-generaal liepen sinds 1634 over het kalenderjaar en werden opgemaakt volgens de kameraalstijl: alleen de in dat jaar werkelijk ont vangen en uitgegeven bedragen werden vermeld, zonder onderscheid naar oude, lopende of achterstallige vorderingen en verplichtingen. Het slot van de rekening zegt dan ook weinig over de financiële toestand van de Admiraliteit. Schulden wer den bij de kameraalstijl immers niet in de boekhouding vermeld, en in de reke ningen werd nooit een balans opgemaakt.23 Afgezien daarvan, zijn de 'rekeningen te water' in het algemeen te beschouwen als een betrouwbare bron voor onderzoek naar de financiën van de Admiraliteit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 100