108 FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT Hierdoor raakte Groot-Brittannië, de grote winnaar van de oorlog, in een diplo matiek isolement: voor de continentale staten was er geen noodzaak meer met de Britten een bondgenootschap tegen Frankrijk aan te gaan. Weliswaar was er nog steeds een defensieve alliantie met de Republiek, maar die had zich in de Zevenjarige Oorlog een onwillige bondgenoot getoond en was niet meer in staat grote militaire inspanningen te leveren. Vooralsnog bleef het pais en vree in West- Europa. Pas in 1778 raakten Frankrijk en Groot-Brittannië weer slaags. De enige bedreiging voor de handel en scheepvaart ging uit van de Barbarijse kapers in de Middellandse Zee. De Republiek telde in 1771 nog maar 26 linieschepen en 40 kleinere vaartuigen, waarvan bovendien een deel onbruikbaar was.72 De Raad van State diende daarom een petitie in voor de bouw van 24 nieuwe linieschepen. De uitbreiding van de vloot liet echter op zich wachten als gevolg van de felle strijd tussen voorstanders van vlootherstel en zij die uitbreiding van het leger bepleitten. Deze strijd werd pas met het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) beslist. De Oostenrijkse Successieoorlog was voor de Admiraliteit van Zeeland een finan ciële ramp geweest, maar in de loop van de jaren zestig en zeventig wist de Admiraliteit zich enigszins te herstellen. Er moest weliswaar in de jaren 1769-1772 ruim twee ton geleend worden om haar 'lasten te subsidieereri73, maar in de loop van de jaren zeventig kwamen de inkomsten en uitgaven weer redelijk in even wicht. In 1776 slaagde de Admiraliteit er bovendien in de rentelast flink te verla gen door nieuwe leningen aan te gaan en oude, dure leningen af te lossen. Tegen een rente van slechts 2,75% werd een bedrag van 698.100 gulden geleend, dat vrijwel geheel gebruikt werd om oude, duurdere leningen bij het gewest Zeeland af te lossen. De totale schuldenlast verminderde daarmee niet, maar de rentelast daalde tot minder dan 80.000 gulden per jaar. Eind jaren zeventig was het echter gedaan met de rust. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) groeide uit tot een groot internationaal conflict waar de Republiek aanvankelijk buiten wist te blijven. De Nederlandse handel en scheepvaart profiteerden daar volop van, vooral toen Frankrijk de zijde koos van de opstandelingen en in 1778 de oorlog aan Groot-Brittannië ver klaarde, een jaar later gevolgd door Spanje. Groot-Brittannië zocht steun bij de Republiek, maar die bleef uit. Toen zich bovendien steeds meer incidenten voor deden met Nederlandse handelsschepen die verboden goederen naar Britse vijan den vervoerden, nam de spanning tussen Groot-Brittannië en de Republiek toe. Nederlandse koopvaarders en konvooiers werden in 1779 en 1780 niet meer ongemoeid gelaten, en in december 1780 brak de Vierde Engelse Oorlog (1780- 1784) uit."1 De Nederlandse vloot vormde geen bedreiging voor de Britse. Ze telde amper zestig fregatten en andere oorlogsschepen, waarvan vele slecht onderhouden en heel oud waren. De vijf Zeeuwse schepen vormden geen uitzondering. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse schepen was zeventien jaar, terwijl de Zeeuwse fregatten en oorlogsschepen gemiddeld maar liefst 28 jaar oud waren. Met haar dertien jaar was de Walcheren het jongste schip. De Zierikzee telde zelfs 47 jaar!"3 Vrijwel de hele oorlog lag de Nederlandse vloot werkeloos op de rede van Texel. De onbesliste slag op de Doggersbank (5 augustus 1781) was de enige zee-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 110