FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT 111 De verschillen werden voornamelijk veroorzaakt door de subsidies. In vredesjaren besronden deze grotendeels uit achterstallige subsidies van de landgewesten voor extra-ordinaire equipages uit de oorlogsjaren en uit subsidies voor het dole of de nieuwbouw van schepen. In het algemeen waren dit relatief kleine bedragen. Maar in oorlogstijd, wanneer grote equipages gedaan moesten worden, vormden de sub sidies een groot deel van de inkomsten: in de Spaanse en Oostenrijkse Successieoorlog ongeveer 45%, in de periode 1780-1795 zelfs bijna tweederde deel. Leningen maakten slechts een klein deel uit van de totale inkomsten (5,8%), de overige inkomsten stelden weinig voor (4,5%). Bij de uitgaven zijn de verschillen minder groot, maar ook daar zijn de oorlogsja ren uiteraard duidelijk te onderscheiden van de perioden van vrede. De organisa tiekosten waren stabiel en bedroegen, gerekend over de hele achttiende eeuw, iets minder dan een zesde van de totale uitgaven (15,7%). Samen met de renten en aflossingen (22,7%) vormden ze in vredestijd ongeveer de helft van de totale uit gaven. In oorlogstijd waren de organisatiekosten en de uitgaven aan renten en aflossingen relatief veel geringer, omdat de uitgaven aan loonkosten en materialen, goederen en diensten dan uiteraard veel hoger waren. Deze bedroegen over de gehele achttiende eeuw gemiddeld respectievelijk 29,6% en 27,2%, maar de ver schillen tussen oorlogs- en vredesjaren zijn groot. In vredestijd ging ongeveer twee vijfde van de uitgaven op aan loonkosten en materialen, goederen en diensten; in oorlogstijd was dit ongeveer drie vijfde tot driekwart. De overige en ongespecifi ceerde uitgaven vormden slechts een fractie van het totaal (4,8%). Tabel 4. Aandeel van de gewestelijke quoten in de te ontvangen subsidies per admiraliteit (in procenten)7S 1698-1713 1714-1725 1726-1739 1740-1751 1752-1763 1764-1779 1780-1795 Totaal Inkomsten belastingen 44,9 72,3 84,5 45,3 55,6 58,7 26,7 51,1 overig en 7,0 3,2 2,0 1,8 6,0 3,7 6,5 4,7 ongespecificeerd subsidies 45.7 13,5 8,7 44,1 37,2 23,6 66,1 38,7 leningen 2,3 11,0 4,9 8,8 1,1 14,0 0,7 5,5 totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Uitgaven organisatie 14.3 18,4 22,2 15.4 16,8 17,5 11,0 15,7 loonkosten 40,0 21,9 16,5 29,1 26,6 19,2 38,8 29,6 materialen, goederen 22,0 16,9 28,8 32,4 23,9 24,7 36,8 27,2 en diensten overig en 3,9 15,8 1,6 4,9 3,6 1,1 4,3 4,8 ongespecificeerd renten/aflossingen 19,9 27.0 30,9 18,2 29.1 37,4 9.2 22,7 totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 De stijgingen en dalingen van de diverse inkomsten en uitgaven in absolute zin zijn weergegeven in tabel 5- Deze toont per periode de indexcijfers van de jaarlijkse gemiddelden; het jaarlijkse gemiddelde over de periode 1698-1795 is op 100 gesteld.79

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 113