112
FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT
Tabel 5. Indices van de gemiddelde jaarlijkse inkomsten en uitgaven van de Admiraliteit
van Zeeland (1698-1795) (100 jaarlijks gemiddelde 1698-1795)8"
1698-1713 1714-1725 1726-1739 1740-1751 1752-1763 1764-1779 1780-1795
Inkomsten
belastingen
114
122
114
102
92
92
64
overig en
176
53
26
41
136
64
172
ongespecificeerd
subsidies
155
30
16
132
72
50
212
leningen
54
166
59
177
54
198
5
tocaal
130
86
69
114
85
80
131
Uitgaven
organisatie
113
102
103
110
93
89
92
loonkosten
168
64
41
110
78
52
173
materialen, goederen
100
54
77
134
76
73
178
en diensten
overig en
101
289
25
117
65
19
119
o n ges peci ficeerd
ren tenaflossi ngen
109
104
99
90
111
132
53
totaal
124
87
73
112
87
80
130
Achterstallige subsidies en schuldenlast
In de rekening over 1697 vermeldde de Zeeuwse ontvanger-generaal nog 4,6 mil
joen aan niet-ontvangen subsidies pro memorie, in 1791 was dat al bijna 8,0 mil
joen voor extra-ordinaire equipage en drie ton voor de bouw van nieuwe schepen.
In hoeverre de andere admiraliteiten te lijden hadden onder achterstallige subsi
diebetalingen, is helaas nauwelijks bekend. Na de Spaanse Successieoorlog had
Amsterdam ruim 10,5 miljoen te goed, de Maze bijna 6,5 miljoen en het
Noorderkwartier bijna negen ton.81 In 1750 had de Amsterdamse Admiraliteit uit
de petities over 1740-1748 nog ruim 3,3 miljoen gulden te goed.*2 Volgens de
Staat der defensie hadden in 1791 de admiraliteiten tezamen zestien miljoen gul
den tegoed van de provincies.85 Van de achterstallige subsidies voor de admira
liteiten claimde het Zeeuwse college in 1791 derhalve ongeveer de helft, mogelijk
zelfs meer.
Hiervoor is al opgemerkt dat de Zeeuwse Admiraliteit in grote problemen kwam
door het uitblijven van subsidiebetalingen. De Raad ter Admiraliteit noemde in
1753 de achterstallige betalingen zelfs 'de genoegsaame eenige oorsaake van de
deplorablen toestand van der selver Financiën'.84 Als gevolg hiervan moest de
Admiraliteit grote leningen aangaan. Een deel van de Zeeuwse schuldenlast is dan
ook direct te herleiden tot niet-betaalde subsidies. De rekeningen benadrukken dit
expliciet bij een lening van ruim zeven ton uit 1652. De Staten-Generaal ver
meldden bij de lening van 1749 dat deze werd aangegaan omdat de gewesten hun
bijdragen niet voldeden, maar ook bij de lening van 1716 was dat het geval ten
minste voor zover die werd gebruikt om achterstallige gages en kostpenningen te
betalen. Ook de leningen voor het dok uit 1688-1701, 1732-1734, 1745 en 1758-
1765 zouden niet nodig zijn geweest als de gewesten hun bijdragen op tijd had
den voldaan. Grafiek 3 toont de schulden- en rentelast van de Zeeuwse Admira-