lis FINANCIËN VAN DE ZEEUWSE ADMIRALITEIT {Genetaal-Plakkaat, 234-237). 36 Voor zover kan worden nagegaan, werd dir onderscheid wel gemaakt voor de Generaliteitsrekenkamer, en werd het lastgeld verantwoord in de extra-ordinaris reke ningen. Met uitzondering van enige rekeningen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw ontbreken de rekeningen tot 1767. Het is echter waarschijnlijk dat tot 1725 ook het veilgeld in de extra-ordinaris rekeningen werd verantwoord. In de rekeningen voor de Zeeuwse Rekenkamer werden het last- en veilgeld tussen 1652 en 1675 apart ver antwoord, daarna werden de inkomsten uit het veilgeld onder 'convooien verantwoord. Het lastgeld had waarschijnlijk al eerder dat lot ondergaan, omdat de post vanaf 1652 altijd leeg is gebleven (met dank aan Arjan Otte voor deze informatie). De scheiding tussen de verschillende belastingen verdween dus niet pas na 1675 uit de 'Zeeuwse' rekeningen (Becht, Statistische handelsgegevens, 51-52) maar al twee decennia eerder. 37 Extract uit het verbaal van de besoignes gehouden bij de heeren Gecommitteerde uit de respective Collegien ter admiraliteit in den Hage de dato 9 augustus 1664, ZA, Archief Familie Schorer (Schorer), Stukken inzake verschillende ambten in Zeeland, onder meer de Admiraliteit, over 1580-c. 1783, inv.nr. 966, nr. 56. 38 Idem. 39 E.H.M. Dormans, Het tekort. Staatsschidd in de tijd der Republiek, Amsterdam 1991, 156, 160; Fritschy, Financiën van de Bataafse Republiek, 33. 40 De admiraliteiten van de Maze, Amsterdam en het Noorderkwartier ontvingen 87,5% van hun subsidies van het 'eigen' gewest Holland; Friesland betaalde 70% van de sub sidies die 'haar' admiraliteit ontving. 41 ZA, ARC 2e stuk, Rekening over 1698, inv.nr. 7280. 42 ZA, ARC 2e stuk. Rekeningen over 1750, 1772 en 1773-1778, inv.nrs. 7800, 8020 en 8030. 43 Bruijn, Varend verleden, 125. 44 ZA, ARC 2e stuk, Rekening over 1698, inv.nr. 7280. 45 Volgens Bruijn hadden de admiraliteiten ten gevolge van de oorlog minder inkomsten uit de convooien en licenten ontvangen; Bruijn, Varend, verleden125. De cijfers over de periode 1680-1697 wijzen voor Zeeland op het tegendeel. Arjan Otte was zo vrien delijk deze te verschaffen, waarvoor ik hem hartelijk dank. 46 Alle hierna genoemde cijfers betreffende de financiën van de Zeeuwse Admiraliteit zijn, tenzij anders vermeld, ontleend aan de rekeningen uit de administratie te water van de ontvanger-generaal over de jaren 1698-1795 (ZA, ARC 2e stuk, inv.nrs. 7280-8090, 8520 en 8570). 47 Bruijn, Admiraliteit van Amsterdam, 13; Bruijn, Varend verleden, 125-126. 48 Bruijn, Varend verleden, 125-128; Ronald Prud'homme van Reine, 'De Republiek als grote en kleine mogendheid ter zee (1648-1763)', in: J.R. Bruijn en C.B. Wels, Met man en macht. De militaire geschiedenis van Nederland 1550-2000, z.pl. (Amsterdam) 2003, 105-139, aldaar 129. 49 Bruijn, Varend verleden, 126. 50 Deze bedragen werden pas in 1716 voldaan. Waarschijnlijk heeft de Admiraliteit alleen de betaling van deze bedragen tijdelijk opgeschort, want uit de rekeningen over 1710- 1716 blijkt dat de betalingen voor latere equipages steeds redelijk op tijd werden vol daan. 51 ZA, ARC 9e stuk (administratie equipage- en ammunitiemeesters), Ordinaris equipa gerekening over 1714 (Vlissingen), inv.nr. 36370. 52 ZA, ARC 2e stuk, Rekening over 1713, inv.nr. 7430; Bruijn, Admiraliteit Amsterdam, 80-81. 53 Bruijn, Admiraliteit Amsterdam, 82-83; Bruijn, Varend verleden, 185-187. 54 ZA, Archief Staten van Zeeland, Resolutiën van de Hoogh Mogende Heeren Staten- Generaal der Vereenighde Nederlandtsche Provinciën, genomen in den jare 1715, inv.nr. 2571, 1022-1023.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 120