138 CAROLUS TUINMAN zijn Weder-andwoord?. Tuinman heeft er lang op gewacht, maar in plaats dat er een bom zou ontploffen, wipt er een belachelijk piepend muisje tevoorschijn.104 Dit 'piepende muisje' is het pakket uit Altena. In het pakket zit het verslag van Constantius Prudens. Prudens heeft tijdens de bijeenkomst van het hattemistisch gezelschap de reacties op Weder-andivoord op de brief aan Theophilns opgetekend. Hij vraagt Tuinman deze reacties te weerleggen. Prudens zegt fijntjes dat hij Tuinman stof geeft tot het schrijven van een boek. Prudens vraagt hem de brief mee te drukken, zodat tegenspraak over de inhoud voorkomen kan worden. Tuinman gaat in op zijn verzoek. Zijn reactie krijgt, zoals Prudens al vermoedde, de afmetingen van een boek. Het draagt de titel: De liegende en bedriegende vrygeest Tuinman citeert hierin woord voor woord de brief van Prudens, zodat zijn tegenstanders hem niet van bedrog kunnen beschuldigen. En hun tong wandelt op de straten In De liegende en bedriegende vrygeest wordt de pennenstrijd voortgezet. Tuinman ziet de taal van de hattemisten als een verwarde taal, een Babelse taal en zijn tegen stander is een 'waanwys, wrevelmoedig en verstokt leugenaar, verleider, en lasteraar op wien past Psalm 73:9, en die aller verguizing en verfoeying overwaardig is, om zyne openbaare onzinnigheden'. 105 Het verslag van Prudens staat vol 'smaad, laster taal, walgelijke koekoekszang en raaskallende dwaasheid'. Het hoeft dus niet serieus beantwoord te worden, zegt Tuinman.106 Hij zal de zot antwoorden naar zijn dwaasheid.107 Tuinmans antwoord is fel en ongenuanceerd. Zijn taal is jolig, sarcastisch, aanvallend, verontwaardigd, retorisch, soms serieus, maar ook vin dingrijk en vol beeldspraak. Het taalgebruik van het hattemistisch gezelschap, opgetekend door Constantius Prudens, is eerder beleefd te noemen. Het gezelschap verwijt Tuinman dat hij hun denkwijze zonder argumenten of met onjuiste argumenten weerlegt en dat hij hun woorden verdraait. Na verloop van tijd wordt ook hun taal wat grimmiger en ver gelijkt het gezelschap Tuinman met Bileam en zijn ezelin. De ezelin is de 'onno zele Gemeente die Tuinman berijdt'.108 Tuinman lacht er hartelijk om en doorspekt zijn antwoord met grappen. Hoewel Tuinman heel goed op de hoogte is van de gedachtegang van de hatte misten, is het alsof hij hen niet wil begrijpen en doet hij het voorkomen dat de hattemisten anarchie prediken: het leven zou verworden tot een Babel, een Sodom, een moordkuil, een hoerenwinkel. De mensen zouden elkaar verslinden als wilde beesten.109 Tuinman beschuldigd van spinozisme De hattemisten geven Tuinman een koekje van eigen deeg en beschuldigen hem van een spinozistische denkwijze.110 Aan het eind van de samenkomst stelt het gezelschap vast, schrijft Constantius Prudens, dat Tuinman een 'weetniet' is. Hij is een 'weetniet, die zijn zeiven niet en verstaat'. Zij vergelijken Tuinman met de Joden. De Joden kruisigden Jezus en dachten hiermee God een dienst te bewijzen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 140