140
CAROLUS TUINMAN
vrijgeesten zijn de sibboleth-spéf&vs. Zij zijn de vijanden van de kerk. Zij kunnen
de ware taal niet spreken. Zij zijn krompraters en verdienen daarom de dood.
Geulincx en het masker van de overzetter
In 1715 verschijnt nog een werkje. Het betreft de weerlegging van de succesvolle
vertalingen van de filosofische werken van de Vlaamse Arnold Geulincx (1624-
1669) door A. de Reus. De door Tuinman bewonderde Franeker hoogleraar
Andala was in eerste instantie onder de indruk van het werk van Geulincx, maar
later lijkt hij zich daaronder ongemakkelijk te voelen. De cartesiaan Andala keert
zich tegen het werk van Geulincx en zet hem neer als de man die de teksten van
Descartes perverteert.118
Ook Tuinman maakt zich zorgen. De vertaling van De Reus lijkt aan te slaan bij
het publiek en zij wordt met achting en smaak gelezen. Tuinman geeft zijn lezer
'een bloemtuiltje uit de lust-hof van A. Geulinx'. Uit de teksten die hij naar voren
haalt, blijkt het masker van de overzetter: De Reus verzacht de woorden van
Geulincx, voegt opmerkingen toe of laat deze weg en zegt dingen die in woord
klank rechtzinnig klinken, maar het niet zijn. Desondanks komen er volgens
Tuinman uitspraken in voor die als goed geduid kunnen worden. Niet alles in dit
werk is dus af te keuren, maar juist daarom acht Tuinman het voor de minder ont
wikkelde mens des te gevaarlijker. Na de fragmentarische bespreking van de origi
nele teksten en de vertaling van De Reus in A. Geulinx medemaat van B de Spinoza
concludeert Tuinman dat Geulincx een spinozist is, of Spinoza een geulingist."9
Gruwelgeheimen en ijsselijkheden
Tuinman zal nog twee werken tegen de vrijgeesten schrijven. In de voorgaande
werken heeft Tuinman aangetoond dat de vrijgeesten volgelingen zijn van de leer
van Spinoza, vernist' door Van Hattem. In het Het helsche gruwelgeheim (1717)
laat hij zien dat de vrijgeesten de afgrijselijke razernijen van de verwaten wederdo
per David Joris (1501-1556) hebben vernieuwd. Hij ziet zelfs een genetisch ver
band tussen de vrijgeesten uit de vroege achttiende eeuw en de zestiende-eeuwse
ketterse voorgangers zoals David Joris.'2" Het helsche gruwelgeheim eindigt Tuinman
met een bijzondere woordenlijst van de nieuw verzonnen boeventaal der vrij
geesten, de sibboleth-sprekers. Het is een alfabetische lijst met geroofde woorden
uit de christelijke religie. De vrijgeesten hebben deze woorden hun zuivere bete
kenis ontnomen en daarvoor in de plaats een Vrijgeest-ige' betekenis teruggege
ven. Bijvoorbeeld:
Zonde is geen zedelijk quoad met gedachten, woorden en tuerken, door doen en laten, bedreven
tegen een goddelijke bevelwet, maar een min wezentlijke volmaaktheid, die men door misbegrijp
voor quaad aanziet, maar zo wezen moet volgens de eeuwige ordre. 't Is dan zonde te me enen dat
'er zonde is.121
Met het lijvige Korte afschetzing der ysselykheden (1719) vat Tuinman nog eens