144 CAROLUS TUINMAN onbetwistbaar, dat het Hebreeuwsch de eerste en algemeene Moedertaal van het menschdom is, ook al wordt dat weersproken [...].'139 Waarschijnlijk verzamelt Tuinman tegelijkertijd spreekwoorden. Wat Tuinman doet met woorden, doet hij ook met de spreekwoorden: hij zoekt hun oorsprong en hij geeft betekenis. Pas dan zullen wij weten wat we zeggen en zullen onze woorden inhoud krijgen, verklaart Tuinman. Pas dan kunnen wij onze taal op een gepaste wijze opsieren met spreekwoorden en onze medemens op een vrolijke manier de waarheid zeggen. Spreekwoorden: heilzame lessen Tuinman heeft een enorm schrijftempo. In 1719 verschijnt zijn laatste polemische werk van enkele honderden bladzijden, in 1720 ziet zijn eerste taalkundige werk het licht. Tussen alle bedrijven door verschijnen er vier liedbundels.1'10 Zijn eerste taalkundige werk is het spreekwoordenboek De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vader- landsche moedertaal.. Tuinman voelt de kritiek van zijn omgeving. Heeft een predikant niets beters te doen dan boeken te schrijven? En, is een boek met spreekwoorden wel gepast voor een dominee? Ja, het is gepast, zegt Tuinman in het voorwoord. Ook een predi kant heeft ontspanning nodig. Net als ieder ander kan hij niet altijd en alleen met de kerk bezig zijn, want, zijn voorwoord doorspekkend met spreekwoorden: "t Verveelt haast altoos op eene zelve snaar te strijken/1" Gaat deze behoefte aan ontspanning niet ten koste van het werk in de kerkelijke gemeente? Ook daar hoeft de lezer niet bang voor te zijn. Het verzamelen van de spreekwoorden is voor hem een aardigheid waaraan hij zich op verloren momen ten overgeeft. Hij doet het naast zijn werk, niet tijdens! Tuinman probeert de lezer te overtuigen van zijn gelijk en noemt predikanten die naast hun werk in de ker kelijke gemeente boeken hebben geschreven over historische of taalkundige onder werpen. Zij oogstten lof, geen kritiek! Als in 1720 het spreekwoordenboek verschijnt, liggen de twee etymologische woordenboeken zo goed als klaar te wachten om gedrukt te worden. Waarom deze werken niet eerder worden uitgegeven, is een raadsel. Juist hierin zet Tuinman zijn theorie over de herkomst van de taal uiteen en toont hij aan hoe hij de oorsprong en ware betekenis van woorden opspoort. Die informatie is belangrijk, vooral omdat hij met de spreekwoorden min of meer hetzelfde doet. Tuinman geeft geen definitie van de spreekwoorden maar eigenschappen. Ze zijn beknopt, ze kunnen krachtig gedachten beschrijven en vaak bezitten ze een sier lijke bevalligheid. Het zijn zedenlessen waarin het menselijk gedrag beschreven wordt en waarin vaak informatie uit het verleden is verwerkt. En natuurlijk, ze zijn vaak grappig. Sterker, ze zijn er juist op gericht de mens aan het lachen te maken. En daarmee is niets mis. Het is de aard van de mens een animal risibile te zijn, een lachend dier. Zegt de prediker uit de Bijbel niet dat er een tijd is van huilen en een tijd van lachen; een tijd van kermen en een tijd van springen? De spreekwoorden zijn als heilzame lessen van wijsheid en voorzichtigheid. Het zijn bakens die onze koers moeten bepalen. Zo zullen wij een veilige samenleving ere-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 146