CAROLUS TUINMAN
145
ëren. Tuinman ziet het spreekwoord als een autonoom verschijnsel. Het is goed
zoals het gevormd is, het hoeft niet grammaticaal verbeterd te worden of verpakt
te worden in nette woorden. Alle spreekwoorden die hij opneemt, kunnen zon
der aanstoot gelezen worden. Spreekwoorden waarbij de eerbare oren gekrabd
worden, zal hij niet opnemen:
Doch men kan wel al te vies en te kies zyn. 't Moet lelyk zyn, 't geen men niet noemen mag; mits
dat de schaamte het niet ge bi ede te verwygen. Wie spreekt 'er altoos net op een kerfstok, en volgens
een goudschaaltje?w-
Tuinman heeft ons een unieke verzameling van contemporaine spreekwoorden
nagelaten, die voorzien zijn van toelichting. De manier waarop Tuinman te werk
is gegaan, is nieuw. Hij neemt een spreekwoord als lemma. Dat spreekwoord kan
zijn oorsprong onder meer vinden in de Bijbel, de klassieken en het dagelijks
leven. Hij geeft de betekenis en voor zover mogelijk de oorsprong. Hij omkleedt
uitleg met andere spreekwoorden die synoniem, soms antoniem zijn. Hij schuwt
daarbij vulgaire spreekwoorden niet. Deze ingrediënten vormt hij tot een aardig
verhaaltje. Vaak komen in deze lemmas de opvattingen van de schrijver naar
voren. Ter illustratie een spreekwoord uit de Bijbel waarin Tuinman beschrijft hoe
waardevol het is wanneer echtelieden samen een glas wijn drinken, al vermoedt
Tuinman dat het effect van drank op de vrouw minder plezierig is:
Als man en vrouw 'c malkanderen brengen, dan lachen de Engeltjes in den hemel. 't Is te zeg
gen, dat die twee vrolyk en welgezint omtrent malkanderen zyn. Een teken van betuiging en eenig-
heid is, als men zamen een glas wyns drinkt. Nu deeze tusschen echtgenooten, is den Engelen aan
genaam. Luk. 15:7.w Maar zoude dat andere spreekwoord ivel altijd vastgaan: Een dronken
vrouw is een Engel in 't bed.1' Ik denk, dat is wel een plaizier om dul te worden. Zommigen zou
den mogelijk wel vermoeden, dat dit geen goede maar een quaade engel is. Doch 't kan in verse heide
opzigt waarheid wezen: gelyk in dat spreekwoord Een Engeltje op straat, een Duiveltje over den
baard."1
Kritiek op het spreekwoordenboek
Het spreekwoordenboek wordt enthousiast ontvangen. In een mum van tijd is het
uitverkocht.115 Er volgt hoogstwaarschijnlijk een roofdruk en in 1726/1727 ver
schijnt er een herdruk met een vervolg op het spreekwoordenboek.'46 Toch zijn
niet alle reacties positief. Tuinman heeft dat voorzien en bij voorbaat moppert hij
al op deze 'waanwyze betweters, bitzige afgunstigen en mensen met een gebrek aan
gezond verstand1.
In het voorwoord van het tweede deel wordt duidelijk dat hij inderdaad nogal wat
kritiek heeft gekregen. Hij schrijft boos: Hebt u kritiek, lees het dan niet. Maar
bedien u dan ook niet van deze spreekwoorden, die dagelijks uitgesproken wor
den. 'Ik leer de spreekwoorden niet aan de wereld, de wereld leerde ze mij.'117 Hij
gaat boos verder. De spreekwoorden behoeven zich net zo min te schamen voor de
ogen van de lezer, als voor de oren van de luisteraar. Is Gruterius hem niet voor
gegaan, en Spiegel en Cats? Tuinman zit niet te wachten op muggenzifters of