CAROLUS TUINMAN
153
N A B A N K E T. nj
SNIKKEN.
Zot, Zoo Ach
Spot SnoóLach
Met En Deê
Wet, Ken Wee.
Nood, Geen Keer
DoodReên j Weêr
Graf, Zingt, Tot
Straf j Springt, God."
Stel RaaftTyd
Hel Haaft Glyd.
En't Zal Spoed'
End Al Boet.
Wyd j 't W oei- Laat
Zyt Doel Quaad.
Stoutj Pyn Doet
Houd Zyn. Goed.
UHel- Wis
Nu Spel Is
Styf j Smert 't Left
Blyf 'tHert. Beft";
PLIGTRYMEN.
Eer Staak Oog
D'Heer. Wraak. Hoog.
Hoort Haat Deel
't Woord. Praat. Veel.
Keer Raad Leer
Weêr. Baat. Meer.
Bluft
Afb.5. Snikken. C. Tuinman, Nederduitsche poëzy, Middelburg 1728. Coll. Zeeuwse Bibliotheek.
woord naar verwijst. Als voorbeeld hier het gedicht Snikken. Dit gedicht bestaat
volledig uit eenlettergrepige dichtregels. Het is extra bijzonder omdat Tuinman
zich met het gedicht Snikken heel nadrukkelijk richt op de typografische effecten.
Het is hier alsof de woorden als tranen over het blad naar beneden biggelen.182
Nederduitsche poëzy is niet het laatste werk dat Tuinman schrijft. Vlak na zijn dood
verschijnt het rijmboek Rymlust.m Ook hierin gaat hij op een experimentele manier
aan het werk. In het bijzonder gaat Tuinman in deze bundel op zoek naar de rijk
heid van het Nederlandse rijm. Tuinman wil bewijzen dat zijn sierlijke moedertaal
