156
CAROLUS TUINMAN
heksenjacht op de sodomiet wordt geopend en veel mannen vinden de dood.199 De
opmerking van de auteur over de vermeende homoseksualiteit van Tuinman kan
een pure vorm van laster zijn, maar hij kan het ook bij het rechte end hebben. Dit
smaadschrift is geschreven vóór 1730 en gepubliceerd na de dood van Tuinman.
De vermeende zonde is bij de goegemeente dan nog niet actueel. De juridische
consequenties van het al dan niet verantwoord aangeven van de sodomiet zijn dan
nog niet zo verstrekkend. Na 1730 wordt dat anders. Bovendien is de wijze waar
op de auteur erover schrijft zo verhullend dat ook de contemporaine lezer niet eens
altijd begrepen zal hebben wat hij bedoelde.
Wie heeft dit smaadschrift geschreven? Het geschrift geeft indirect een aantal gege
vens over de auteur. Gemakshalve wordt ervan uitgegaan dat de auteur een man
is. Hij kent de stad Middelburg goed, hij is niet erg gecharmeerd van de Zeeuw,
hij behoort niet tot de rooms-katholieken, noch tot de streng-orthodoxen en hij is
goed op de hoogte van het werk van Tuinman. Is de auteur misschien zelf ooit
slachtoffer geworden van Tuinmans scherpe pen? Is de auteur misschien de in
Leiden geboren amateurtheoloog Jacob Bril?200 In het spotdicht Uitspanning op
uitspannings uitspanning zijn elementen terug te vinden van de reacties op eikaars
werk.-01 Nee, de in 1700 overleden Jacob Bril kan onmogelijk de auteur zijn.
Mogelijk is het iemand anders uit de kring van Van Hattem? Is het misschien de
Middelburger Jacob Roggeveen die in 1718 Van Hattems werk Den val van 's
werelts Af-God had uitgegeven? Deze volgeling van Van Hattem had alle reden om
Tuinman neer te sabelen, daar Roggeveen na zijn publicatie door toedoen van
Tuinman verbannen is uit de stad.
Latere reacties op het werk van Tuinman
Tot voor kort waren de reacties op het werk van Tuinman overwegend negatief,
maar de laatste jaren is er een positieve belangstelling te bespeuren. Zijn preken
zijn hertaald en uitgegeven en een groot deel van zijn polemische weerleggingen
zijn als reprints opnieuw verschenen.202 Zijn preken worden in sommige kerken
zelfs gebruikt in de zogenaamde leesdiensten. Ze kunnen rustig binnen de geplan
de tijd voorgelezen worden. Misschien worden ze om deze reden binnen zo'n kerk
genootschap ervaren als kort en bondig.203 Dat is bijzonder, want dat was precies
wat Tuinman voorstond. Hij wilde door kortheid de aandacht van de lezer en
luisteraar vasthouden.
Binnen de taalkunde zijn de eerste studies over Tuinmans werk verschenen.
Stanoslaw Predota richt zich op het spreekwoordenboek Oorsprong en uitleggingen
stelt dat Tuinman voornamelijk spreekwoorden en fraseologismen heeft verzameld
uit de contemporaine periode, die hij als een van de weinigen heeft voorzien van
toelichtingen. Veel spreekwoorden zijn verdwenen uit het hedendaagse Neder
lands. Deze verzameling is daarom een belangrijke schakel in de geschiedenis van
de Nederlandse ffaseografie en paroemiografie.209 In 2007 onderzoekt Predota in
hoeverre de Zedenzangen relevant zijn voor de studie van spreekwoorden.2"3 Dit is bij
mijn weten de allereerste keer dat er aandacht is geschonken aan deze gedichten.
In 2009 is er van mijn hand een artikel verschenen over de vraag hoe Tuinman met
behulp van spreekwoorden zijn vaderland en moedertaal denkt te beschaven.206