CAROLUS TUINMAN
157
Ronald de Bonth stelt in een artikel uit 1994 over Tuinmans Oud en Nieuw dat
Tuinman een meer dan gemiddelde kennis bezat van het Middelnederlands in ver
gelijking tot zijn tijdgenoten.207 Hij meent echter ook dat de in die tijd ontluiken
de studie van het Middelnederlands weinig tot geen profijt heeft getrokken van
het materiaal dat Tuinman in zijn Oud en Nieuw verzameld heeft. Maar, haast hij
zich te zeggen, 'hiernaar heb ik geen diepgaand onderzoek gedaan'.
Meldt De Bonth in 1998 in zijn proefschrift over de taalkundige Huydecoper dat
Tuinman voor de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde een 'minder bedui
dende rol heeft gespeeld', in een nog ongepubliceerd werk uit 2006 noemt hij
Tuinman in een adem met Verwer, Ten Kate en Huydecoper.2ns Nicoline van der
Sijs komt tot de opmerkelijke conclusie dat Tuinman met zijn Oud en Nieuw in
Nederland als eerste een werkje over historische taalkunde heeft geschreven.2"9
Tuinmans laatste werk, Rymlust (1729), wordt tot in de eenentwintigste eeuw
meewarig bekeken. Enkele mensen die hem om wat voor reden ook waarderen,
praten Rymlust goed met Tuinmans eigen woorden: 'Ik rymde maar om te rymen.'
Heel waarschijnlijk heeft dit laatste werk alle waardering voor zijn eerdere dicht
werken negatief beïnvloed. Pas in 1980 lijkt daar enige verandering in te komen.
Dan plaatst Gerrit Komrij maar liefst zeven gedichten van Tuinman in zijn bun
del De Nederlandse poëzie van de 17de en 18de eeuw-, wat bij een maximum van tien
een respectabel aantal is. In 2001 besteedt Komrij zelfs serieus aandacht aan het
verguisde Rymlust en noemt hij Tuinman een 'virtuoos onder de dichters'.210 De
sympathie en waardering die Tuinman van deze eigentijdse taalkunstenaar te beurt
valt, is niet verwonderlijk voor degene die zich verdiept heeft in het werk van
Tuinman.
Een andere reactie op Tuinmans poëzie dateert uit 2000. A. Ros zegt in een cul
tuurhistorische lezing: 'Als dichter heeft hij mijns inziens de meeste verdienste.'
Ros kan zich vinden in de beoordeling van Kalff (1910) die zegt dat de poëzie van
Tuinman zich kenmerkt door een 'heldere zeggingskracht en muzikaliteit'.2" Het
waardeoordeel van Ros over de poëzie van Tuinman maakt nieuwsgierig naar zijn
oordeel over Tuinmans preken.
Samenvattend: aan de klauw herkent men de leeuw
Maar nu, wie was Tuinman?
Een precies antwoord op deze vraag is natuurlijk onmogelijk. Van Tuinman is nau
welijks biografisch materiaal bewaard gebleven. Veel aspecten van zijn leven zullen
onbeschreven blijven. Toch is het mogelijk om je een beeld van hem te vormen.
Dat kan door zijn werk te laten spreken.
De soldatenzoon Carolus Tuinman was een voetiaans predikant van de Nederduits
Gereformeerde Kerk, die in Zeeland een pijlsnelle carrière maakte. In 1685 werd
hij bevestigd als predikant in Zeeuws-Vlaanderen, in het piepkleine Zeeuws-
Vlaamse plaatsje Sint Kruis. Veertien jaar later werd hij predikant in Middelburg,
de hoofdstad van het Gewest Zeeland. Hij bleef er tot aan zijn dood. Dat was bijna
dertig jaar.
Tuinman was een harde werker. Zo gauw hij in Middelburg woonde, verscheen
het ene werk na het ander. De eerste twintig jaar waren dat vooral religieuze lie-