168 CAROLUS TUINMAN 132 Brief aan Gisbertus Hortensius van zynen vriend[1713?]. 133 Na de oprichting van het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum in 1669 wordt deze strijd al gevoerd door Andries Pels en Antonides van der Goes. 134 Heusche vermaning van Gisbertus Hortensius aan den lasteraar van de Heere Dr. David van Hoogstraaten, wegens het geschil met den Heer Jan de Klerk. Deze brief van Gisbertus Hortensius wordt door J.I. van Doorninck en A. de Kempenaer, Vermomde en naam- looze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letterenLeiden 1883, 211, toegeschreven aan Abraham Bogaert. Het ligt echter meer voor de hand dat deze geschreven is door Carolus Tuinman. Niet alleen de vertaling van zijn pseudoniem wijst naar Tuinman, ook een opmerking in de Brief aan Gisbertus Hortensius van zynen vriend 1713?], 22: 'Zie hier, Domine Hortensi.' Abraham Bogaert was geen predikant, maar apotheker en zakenman. Bogaerts naam wordt overigens wel genoemd in het gedicht uit hetzelfde convoluut, Echo, op de eerkranssen, uitgegeven van het Hoogstrataensche driemanschapwaar staat: 'Wie kan in zulke Boogaert jaegcn.' 135 Tuinman, Overeenstemming van die viygeesten, 10. 136 Tuinman doet geloven dat er een causaal verband bestaat tussen zijn ziek worden en zijn etymologisch woordenboek. Tuinman, Fakkel*2. 137 Ibidem. 138 N. van der Sijs. Taal als mensenwerk. Het ontstaan van het ABN, Den Haag 2004, 86. 139 Tuinman, Vervolg op de Fakkel, 3*. 140 In 1714, 1716, 1718 en 1720. 141 Tuinman, Oorsprongen uitlegging3*4. 142 Ibidem. 143 Onbegrijpelijke verwijzing van Tuinman: 'Ik zeg u lieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig recht vaardigen, die de bekering niet van node hebben.1 144 Tuinman, Oorsprongen uitlegging, 92. 145 Tuinman, Oorsprongen uitlegging, *2. 146 Persoonlijk door Tuinman ondertekende verklaring over verminkte uitgaven in: ZB: 1058 D 171; ZB: 1042 G 14; ZB: 1102 C 16; ZB: 1015 D 14. 147 'Kan een schrijver tegen de Libertijnen niet een liefhebber van dezelfde taal in dezelfde schoenen steken? is daar iets tegenstrijdigs of onbetamelijks aan? ei lieve! Wat voordeel kan doch de heillooze gruwelleere van dat gespuis daar in vinden? of waar door worden mijn geschriften tegen hen verzwakt? Gewisselyk, die iets zodaanig waanen te zien, moeten al zeer scheele oogen hebben. Tegen de Vrygeesten schreef ik als een Theologant: de Spreekwoorden stelde ik op als een liefhebber van ons Nederduitsch.' Tuinman, Oorsprong en uitlegging, 3*3 en 3*3 148 Idem, 3*3* en 3*4. 149 Tuinman, Oorsprongen uitlegging II, 3*3. 150 Intussen zijn er 22 verwijzingen van Weyerman naar Tuinman bekend. 151 Tuinman, Zedenzangen105. 152 Tuinman, Johan Kalvijns onderrichting4. 153 Tuinman, Fakkel, 6*. 154 [Pieter Poeraat], Boekzael der Geleerde Waereld, 1722, 738; R.J.G. de Bonth, 'Grasduinen in Carolus Tuin mans (1659-1728) Oud en Nieuw', Voortgang, Jaarboek voor de Neerlandistiek 14 (1993/1994), 39; Spotdichten: Uitspannning op uitspannings uitspanningen proeve op de rym-proeve van den heer Karei Tuinman[1729] en Pieter van der Goes, Liefhebberen der oude Hollandse vryheit. 'Rym-kroon voor de rymlust, uit spannings uitspanningen Asinus ad lyram', in: Vierde vervolg van de Latynsche en Nederduitsche Keurdichten, Utrecht 1729. 155 R.J.G. de Bonth (2006),'De geschiedenis van de Nederlandse taalkunde in de acht tiende eeuw', [manuscript van een hoofdstuk van een te publiceren boek onder de redactie van L. van Driel], paragraaf 4.3.2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 170