18 VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART Afb.2. Gezicht in de Abdij van Middelburg waar de Admiraliteit zetelde, 1772. Tekening gewassen in O.I. inkt, J. Arends. Zeeuws Archief, coll. KZGW, Zelandia Illustrata 11-0500. eikaars commissies betwistten zorgde ervoor dat de legitimiteit van kaap- of com missievaart op de helling kwam te staan.24 De oudste kapersbrieven in de Lage Landen dateren waarschijnlijk van eind 1396, toen Hollandse schepen van een commissie werden voorzien door Albrecht van Beieren die in oorlog was met de Friezen de strijd speelde zich af op de Zuiderzee. Willem van Oranje reikte zijn eerste commissiebrieven in 1569 uit. Na een lange periode van fraudering gaf de stadhouder in zijn hoedanigheid van Admiraal-Generaal na 1672 commissies uit.25 In de praktijk verleenden de Admiraliteitscolleges de kaperbrieven. In de loop van de zeventiende eeuw waren talloze verordeningen omtrent de commissievaart uit gevaardigd en ook weer ingetrokken. Zo bestond het premiestelsel dat na het Twaalfjarig Bestand was ingevoerd, tijdens de Negenjarige Oorlog niet meer. Om als kaper aan de slag te kunnen gaan diende men bij de desbetreffende Admiraliteit een commissiebrief te verkrijgen. Tijdens de Negenjarige Oorlog was men in Zeeland verplicht een borg van 20.000 gulden bij de Admiraliteit te depo neren voor deze toelating. In Vlaanderen waren de te betalen rechten voor een commissiebrief duidelijk vastgelegd. Dit gebeurde op basis van het aantal stukken geschut dat men aan boord had. Voor een kaperschip met 0 tot 2 kanonnen betaal de men 15 gulden, 3 kanonnen 18 gulden, 4 kanonnen 24 gulden, 5 kanonnen 36 gulden en voor elk schip met meer dan 5 kanonnen betaalde men 60 gulden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2008 | | pagina 20