VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART
25
Afb.3. Gezicht op dc Dam te Middelburg met de Wisselbank rechtsachter, ca. 1690. Gravure
uit M. Smallegange, Nieuwe Chronijk van Zeeland, Middelburg 1696. Zeeuws Archief, coll.
KZGW, Zelandia Ulustrata 11-0271.
gende kavels wel vaak aan dezelfde koper verkocht, maar uiteindelijk had elke
kavel de omvang van een vat, okshoofd, zak, baal, rol, kist, last, et cetera.
De verkoop gebeurde bij opbod. Gezien de hoeveelheid veilingen en de beperkte
omvang en drukke werkzaamheden van de Admiraliteitsraad, lijkt het logisch dat
deze gecommitteerden er lang niet altijd bij zijn geweest. Aan het eind van de ver
koopdag lazen de vendumeester en de contrerolleur de verkoopregisters, die over
een dienden te stemmen, publiekelijk voor.50
De koper van een veilingskavel moest binnen drie dagen contant betalen of de
koopprijs op een rekening bij de Middelburgse Wisselbank storten ten name van
de vendumeester. Het bedrag hoefde dus niet meteen te worden betaald.
Bij de verdeling van het prijzengeld moet onderscheid worden gemaakt tussen de
drie grossas waaruit de rekeningen van de vendumeesters waren opgebouwd. Zij
verschilden wezenlijk van elkaar. Particuliere commissievaarders kregen het zuive
re provenu (netto-opbrengst) nadat de rantsoenpenningen daarvan afgetrokken
waren. Voordat het zover was, werden van het onzuiver provenu (bruto-
opbrengst) van de prijs eerst diverse onkosten voor de Admiraliteit afgetrokken.
De deurwaarder kreeg de vacatiën die bestemd waren voor de gecommitteerden.
De vendumeester kreeg zijn verschot over door hem voorgeschoten betalingen. In