32
VLAAMSE EN ZEEUWSE KAAPVAART
Afb.5. Gezicht op Vlissingen vanaf het water, derde kwart zeventiende eeuw. Gravure. Zeeuws
Archief, coll. KZGW, Zelandia Illustrata 11-1152.
De andere Zeeuwse havens ondergingen tijdens de tweede helft van de zeventien
de eeuw geen substantiële veranderingen. Voor Middelburg en Zierikzee bleef het
bevaarbaar houden van hun haven kanaal de grootste zorg. In de Zeeuwse hoofd
stad was dan wel de administratieve zetel van de Admiraliteit gevestigd, toch speel
de het leeuwendeel van de kaperactiviteiten zich af in Vlissingen. Middelburg
kende in deze periode een bruisende maritieme bedrijvigheid, maar die kon men
in belangrijke mate toeschrijven aan de Oost-Indiëvaart en de aanwezigheid van
de WIC.89 In Zierikzee herleefde de internationale handel en visserij na 1650.
Lokale reders ontwikkelden handelscontacten met de Britse eilanden, Frankrijk en
het Middellandse-Zeegebied, echter vooral de kabeljauwvangst nabij IJsland
vormde de voornaamste drijfveer van deze hoogconjunctuur.90 Minder goed ver
ging het Veere. De kleinste Zeeuwse zeehaven wist met veel moeite de Schotse sta
pel te behouden, maar verloor toch veel van haar maritieme handel aan
Rotterdam, Vlissingen en Middelburg. Het vertolkte enkel nog een vooraanstaan
de rol als een van de werven voor de bouw van oorlogsbodems.91
Het belang van de Zeeuwse zeehavens als thuisbases voor de kaapvaart moet, in
vergelijking met de Vlaamse havens, enigszins gerelativeerd worden. Als gevolg van
de geografisch uitgebreide actieradius waren de Zeeuwse kapers vaak afhankelijk
van geallieerde buitenlandse havens om hun prijzen op te brengen en te provian
deren. Vooral de Vlissingse en Middelburgse kapers vertoefden tijdens hun
kruistochten door de Atlantische Oceaan en Middellandse Zee meer in Engelse,
Spaanse en Italiaanse havens dan in Zeeland. Commissievaarders uit Veere en